Shell Nigeria wil niet voor Nederlandse rechter verschijnen
• 28-08-2009
• leestijd 2 minuten
Vandaag is bekend geworden dat Shell tijdens een speciaal ingelaste zitting op 3 december bij de rechtbank in Den Haag zal bepleiten dat haar dochterbedrijf in Nigeria niet voor de Nederlandse rechter hoeft te verschijnen. Het is de eerste zitting in de rechtszaak van de Nigeriaanse boeren F. A. Oguru, A. Efanga en Milieudefensie tegen Shell.
Oguru en Efanga zijn beiden slachtoffer van een olielekkage vanuit Shell-installaties in Oruma, een dorp in Bayelsa State in de Nigerdelta in Nigeria. De zaak is uniek, omdat nog nooit eerder een Nederlandse rechter oordeelde over de vraag of een Nederlands moederbedrijf samen met haar dochterbedrijven in Nederland aansprakelijk kan worden gesteld voor in het buitenland aangerichte schade.
De extra zitting van de Haagse rechtbank vindt plaats op verzoek van Shell, dat stelt dat het Nederlandse hoofdkantoor en Shell Nigeria niet genoeg met elkaar te maken hebben om tegelijkertijd voor de de Nederlandse rechter te verschijnen. Daarom zou de Nederlandse rechter niet bevoegd zijn om over Shell Nigeria te oordelen.
Milieudefensie en haar Nigeriaanse mede-eisers wijzen er echter op, dat Shell Nigeria voor 100 procent dochter van het moederbedrijf van Shell is en dat het hoofdkantoor van Shell in Den Haag achter de schermen aan de touwtjes trekt.
Geert Ritsema, campagneleider bij Milieudefensie: “Shell probeert via een juridisch trukendoos haar verantwoordelijkheid te ontlopen voor de grootschalig schade die het bedrijf in Nigeria aan mens en milieu toebrengt.”
Milieudefensie vindt, dat zowel het hoofdkantoor van Shell als haar Nigeriaanse dochtermaatschappij voor de Nederlandse rechter moeten verschijnen. Ritsema: “Beide bedrijven hadden deze olielekkage kunnen voorkomen. Dat hebben ze niet gedaan en daarmee hebben ze ervoor gezorgd dat landbouwgrond is verwoest, drinkwater is vervuild, visvijvers onbruikbaar zijn gemaakt en dat het milieu en de gezondheid van de lokale bevolking zijn aangetast”.
Voor Milieudefensie is de aansprakelijkheidskwestie van groot belang, omdat niet alleen Shell, maar ook andere internationaal opererende bedrijven vaak geen verantwoordelijkheid nemen voor hun daden in het buitenland. Milieudefensie heeft echter alle vertrouwen in een goede afloop van de zaak. Zo bleek in het verleden uit onder meer het Freeport/Arnoldsson arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat bedrijven zelfs in landen waar ze geen vestiging hebben voor de rechter kunnen worden gebracht (1).
Ritsema: “Als dochterbedrijven niet voor de rechter kunnen worden gebracht, wordt het voor slachtoffers van milieuschandalen heel moeilijk, zo niet onmogelijk, om hun recht te halen. Volgens ons zal de rechter dat gevolg nooit accepteren.”
Bron: Milieudefensie