Sheila Sitalsing: Kijk, natuur!
• 14-12-2014
• leestijd 2 minuten
© Zonsopkomst in Suriname. Fotograaf: TillyMeijer
Later ging ik in Nederland wonen, tussen geruststellend veel steen en beton en staal, met hier en daar een ingekaderd grassprietje. En ik was tevreden. Soms passeerde ik met de trein een weiland en dan wees ik vanachter het raampje en zei: ‘Kijk, natuur!’
Op een dag besloten we ons leven om te gooien. We gingen met sabbatical naar Suriname, het land van mijn geboorte. We zouden ons omringen met frisse lucht en groen en 27 vogelsoorten en zelfgekweekt fruit, en we zouden trektochten maken door het bos (nooit oerwoud of jungle zeggen, gewoon: bos).
We huurden een krakende, houten villa kakelbont op een erf. En wat voor erf. Het gras stond kuithoog te wuiven, en daartussen groeiden sinaasappelbomen, kersenbomen, zuurzakbomen, papayabomen, en er woekerde een passievrucht. De halve vogelgids huisde op ons erf, een roofvogel had er zijn jachtterrein, soms rustte hij op de balkonreling van de eerste verdieping en konden we hem bijna aanraken. En ´s avonds, als het zo donker was als het alleen in de tropen kan zijn, klapwiekte een witte uil over, elke avond om kwart over tien.Ja, dat klinkt goed, hè? Dat vond ik nou ook.
Verwachtingsvol ging ik dat imposante erf op, om me één te voelen met al dat moois. Maar tussen dat lieflijk wuivende gras bleken rode mieren te wonen, met een beet zo giftig, dat je been er lang van bleef natintelen. Er waren ratten, zo groot als poezen, en een slang. Overdag scheen de zon zo onbarmhartig dat binnenblijven de enige verstandige keuze was, en zodra de schemering viel en de koelte kwam werd je belaagd door zwermen stekende en zoemende insecten.
’s Avonds fladderden de vleermuizen om onze hoofden, en ’s nachts bestormden grote platte vliegende torren ons huis alwaar ze slaags raakten met de kamrawintjes, kleine hagedisjes die achter de boekenkast woonden.
De gedroomde tochten door het bos waren angstaanjagende ervaringen - wist u dat het bos ‘snachts loeit, gromt en brult, en dat de bomen fluisteren ‘ga terug, ga terug’. Tijdens zo’n uitje bleken we onze slaapplek te delen met bosspinnen. Bosspin is de Surinaamse naam voor wat ze hier Tarantula noemen.
Nee, het viel niet mee, die natuur.
Gelukkig kwam aan die sabbatical een einde en keerden we terug. Pas toen we ter hoogte van Badhoevedorp boven gecompartimenteerde stukjes groen vlogen, wist ik dat ik weer veilig was.Nu heb ik een dakterras, strak belegd met prachtige grijze betontegels. En als er eens per jaar een verdwaalde vogel landt, wijzen we vanachter het glas en zeggen tegen elkaar: kijk, natuur!