overleving afhankelijk van bossen op vlak laagland en in
riviervalleien. Maar juist deze gebieden zijn erg gewild voor de aanleg
van palmolieplantages.
In totaal vijf dwergolifanten kregen 2 jaar
geleden een halsband met zender om, zodat ze door de satelliet konden
worden gevolgd. De halsbanden sturen dagelijks de GPS-locaties via de
satelliet door naar een computer van het Wereld Natuur Fonds. Hieruit
blijkt dat de dwergolifanten de voorkeur geven aan laaglandbossen,
omdat het voedsel daar, door de vruchtbare bodem, van betere kwaliteit
is.
Uit de gegevens blijkt verder dat er waarschijnlijk niet meer dan 1000
dwergolifanten over zijn in het gebied Sabah, aanzienlijk minder dan de
ongeveer 1600 uit eerdere ramingen. Sabah maakt deel uit van het
Maleisische deel van Borneo. De afgelopen 40 jaar is 40 procent van de
bossen in Sabah verloren gegaan door houtkap, het aanleggen van
plantages en de uitbreiding van nederzettingen.
“De gebieden die
deze olifanten nodig hebben om te overleven, komen precies overeen met
de locaties waar de meeste ontbossing heeft plaatsgevonden. In de
vlakke gebieden en valleien zijn de kosten voor de houtkap immers het
laagst,” aldus een woordvoerder van het WNF in Maleisië.
Volgens het WNF
is het van cruciaal belang dat het resterende leefgebied van de
dwergolifanten wordt beschermd. “De overeenkomst die de Maleisische
overheid met de ‘Heart of Borneo-overeenkomst’ is aangegaan om in
midden-Sabah een uitgebreid gebied te beschermen, zou ervoor moeten
zorgen dat de meeste kuddes daar een thuis vinden”, aldus de
woordvoerder.