Sinds een paar dagen stuiter ik de dagen door. Voel ik soms een merkwaardig kriebeltje in mijn buik. Staar iets te vaak dromerig naar buiten. Ik kom ’s morgens zingend op mijn werk en huppel, na een toch pittige werkdag, fluitend weer naar buiten. ‘Zeg, ben jij verliefd of zo’, riep ineens een collega, nauwlettend mijn gezicht bestuderend. Zou ze gaan blozen?
Ik bloosde. Al was de teleurstelling onder mijn ‘Wie! Wie! Wie!’ scanderende collega’s groot toen bleek dat het hier géén man betrof.
Maar een verrekijker.
Een nieuwe liefde waar ik mij geheel vrijwillig voor in de schulden had gestort.
Het is mijn eigen schuld. Drie weken terug was ik op Texel, altijd al een stukje paradijs op aarde – helaas inmiddels ook ontdekt door de Lonely Planet. Maar nu was er ook nog het Wadden Vogelfestival. Gratis excursies, een busje reed bezoekers van de ene topplek naar de andere, en dat alles in de statistisch gezien vogelrijkste week van het jaar: het ijzigste vogelhart zou hier nog ontdooien. Op een markt naast het Vogelinformatiecentrum in De Cocksdorp stonden een paar verrekijkervertegenwoordigers die, heel sympathiek, gratis je verrekijker wilden reinigen. Terwijl ik mijn door verboden kindervingers beduimelde exemplaar onder handen liet nemen viel mijn blik op de gloednieuwe kijkers die, heel toevallig, vlak voor mijn neus keurig op een rij stonden uitgestald.
Daar had je het al. Even kijken. Mooi. Die dan? Nog mooier. Kijk, daar stonden ook die hele dure en naar het schijnt beste kijkers zomaar voor het kijken.
Toen had ik natuurlijk verstandig moeten zijn. En de vogelvriend naast me had me natuurlijk moeten waarschuwen: doe het niet, Saskia. Maar niemand greep in – lekkere vrienden heb ik –, de verrekijkervertegenwoordiger al helemaal niet, toen mijn hand zich als door onzichtbare krachten geleid naar het extra beveiligde tafeltje bewoog. Binnen een paar minuten onthulden enkele modellen eindelijk hun geheimen aan mijn gulzige ogen. Een gulzigheid die omsloeg in ongegeneerde hunkering toen ik die ene optilde. En erdoor keek.
Het werd doodstil. Zelfs op Texel leek zich heel even geen vogel te bevinden. Alsof de natuur samen met mij de adem inhield. Daarna juichte een eiland vol vogels mee met mijn jubelroep.
Twee jaar eerder had ik een soortgelijke ervaring gehad, toen een vogelaar mij tijdens een wandeling door zijn kijker liet kijken. Een vaag bewegend stipje werd ineens een haarscherpe prachtvogel vol kleuren. Per direct was ik ook vogelaar. En nu, na een twee jaar durende ontdekkingsreis met nog voortdurend ‘eerste keren’ (eerste goudvink! eerste roerdomp!), was blijkbaar de tijd rijp voor het echte werk. Dat is wat passie doet: je beslist niet meer met je hoofd, maar met de rest van je lijf.
Ik dwong mezelf tot enige bedenktijd. Maar uiteindelijk wist ik alle bezwaren weg te redeneren onder het motto: ach, een andere vrouw koopt er schoenen van. Twee weken uitstel was het maximaal haalbare. Juichend rekende ik af. En het moest haast wel Goddelijke instemming zijn dat ik direct daarna driemaal een blauwborst zag. Helderder, scherper en blauwer dan ooit tevoren.
Leve de rest van mijn leven. Wie geen kijker heeft is gek. Gelukkig had u het vakantiegeld net binnen. Kijk één keer door een goede kijker en welkom in Second Life; een adembenemende wereld, vele malen mooier dan de werkelijkheid. En is het in de natuur meestal andersom, in dit geval is het mét toch echt stukken fijner dan zonder. Ik ken maar heel weinig voorwerpen die mij net zo’n genot bezorgen.
Na het aanhoren van mijn lyrische verslag van de eerste twee dagen met mijn nieuwe liefde vroeg de hoofdredacteur van een bekend vogelblad: je neemt hem toch niet mee naar bed hè?
Soms is een leugentje om bestwil inderdaad maar het beste.