Vorige week was ik bij de voorvertoning van de film
Arjan’s Big Year
in het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam. Vogelaar Arjan Dwarshuis wilde het wereldrecord vogels kijken verbeteren en bezocht binnen één jaar 40 landen. Hij telde 6.852 verschillende vogels, waarmee hij het vorige record verpulverde met 810 vogels méér.
Ik was extra benieuwd naar de film vanwege een discussie, afgelopen januari. Onder de kop ‘Voor sommige vogelaars is eenvoudig geluk niet genoeg’ schreef vogelaar Jean-Pierre Geelen over het Grote Jaar een column in
de Volkskrant
. ‘Misschien hou ik te veel van vogels, maar ik ben er geen voorstander van ze als dollen achterna te zitten’, schreef hij. ‘Al die jaarlijsten en Big Years: het is de sportificering van de samenleving. Alles wordt competitie, anders wel een challenge.’
Zijn column zette ik op Facebook. Dat had ik beter niet kunnen doen, want de auteur zit zelf niet op Facebook en dus mocht ik de klappen opvangen. Want wat wérden sommige vogelaars daar boos om. Termen als ‘gezeik’, ‘afgunst’, ‘zuur’ en ‘zielig’ vlogen om mijn (zijn) oren. Het project bleek enkele hartstochtelijke fans te hebben die geen greintje kritiek duldden op hun held. Maar er waren ook instemmende geluiden: de ecologische
footprint
van zo’n reis om de wereld was méér mensen een doorn in het oog. Dwarshuis zelf, die met zijn Big Year 100.000 euro wil ophalen voor bedreigde vogels, stelt dat ecotoerisme die kwetsbare natuur juist rédt: bewoners in Derde Wereldlanden ontdekken dat die vogels ze ook wat op kunnen leveren – en eten die zeldzame witkakeldudeljo dan níét op. Zit ook wat in. Hoe dan ook werd duidelijk dat onder vogelaars nogal verschillend wordt gedacht over
twitchers
en het zoveel mogelijk willen scoren.
En nu kon ik het dan eindelijk zien, dat project waarover hele veldslagen waren uitgevochten op mijn Facebookpagina. Toen de film net bezig was werd ik even bang dat ik een uur naar Arjan Dwarshuis-selfies zou moeten kijken, maar gelukkig kwamen er uiteindelijk toch minstens zoveel vogels voorbij – zij het in zo’n razend tempo dat hun schoonheid niet echt uit de verf kwam. Maar ik, met mijn leesbril, behoor dan ook niet tot de doelgroep. Wellicht dat het ‘challenge’-aspect, compleet met tromgeroffel, een ronkende RTL-voice-over van Humberto Tan en een hartgrondig drieletterwoorden uitroepende hoofdpersoon inderdaad een nieuw, jong publiek aanspreekt zoals de makers hopen. Als dat lukt is het project alleen daarom al geslaagd.
Maar of het ook de liefde voor vogels zélf aanwakkert waag ik toch te betwijfelen. Van mij mag iedereen rennen en
twitchen
wat ie wil, maar vogels kijken is voor mij toch ook vooral: kijken; écht kijken. In alle rust genieten van wat je ziet. Kijk nou, dat rode streepje. Zó mooi. Precies dát element miste ik, maar misschien is dat weer precies die waterscheiding in vogelaarsland – en is het ook een generatiedingetje. Voor de een is het afvinken van de soort en een blik van een halve seconde voldoende en scheurt hij in legeroutfit weer door naar de volgende zeldzaamheid op waarneming.nl: Pokémon Go voor gevorderden; voor de ander zit het genot juist in het langdurig observeren van één vogeltje – gewoon, omdat ie zo mooi is. Een vinkje in mijn tuin kan mij al zielsgelukkig maken.
Maar ik heb makkelijk praten. In tegenstelling tot veel
die hard
-vogelaars, behept met al die jaloersmakende kennis, ‘doe’ ik het, eeuwige laatbloeier, nog maar kort. De achterstand die ik met mijn lachwekkend hoge startleeftijd heb opgelopen haal ik nooit meer in. Maar dat heeft ook één voordeel: ik ben hier nog lang niet uitgekeken. Ik hoef nog niet naar Afrika of Zuid-Amerika: zolang dit blondje de rietzanger nog niet van de fitis kan onderscheiden heeft ze daar niets te zoeken. Texel, Zuid-Limburg, Waterland: betoverend, net als de vogels die ik er zie. Voorlopig stuiter ik nog juichend minstens 40 droomgebieden in mijn eigen landje door. Alleen niet binnen een jaar – ik sta namelijk nogal vaak stil. Maar dat zal de leeftijd zijn.