Sanne Wallis de Vries: Natuurlijke zegeningen
• 13-02-2009
• leestijd 2 minuten
Toen ik deze column aan het typen was, lag onze kater op mijn bureau en kon ik goed z'n balletjes zien. Ze piepten tussen z'n achterpootjes door. Twee kleine, oranje, fluwelen knikkertjes. Dat is ook natuur, dacht ik. Ik heb natuur in huis, in de vorm van de balletjes van mijn kater. En dat is dan een pars pro toto want ik heb de rest van de kater natuurlijk ook om naar te kijken, én ik heb nog een poes! Ook lopen er soms een man, bellend, en een meisje, gillend, door het huis. Er ligt vaak ergens een baby. Al dan niet huilend. Allemaal natuur. Tulpen, hebben we op het moment. Maar om mij echt omringd te weten met natuur, moet ik een stukje rijden. Naar het Amsterdamse Bos. Met als enige geluiden het ruisen van de bomen, het gillen van mijn oudste dochter, het belgedrag van mijn man en het gejengel van de baby. Het klinkt zó anders dan thuis in de stad. In het bos hoor je het bijna niet. Nou ja, bij een verkeerde windrichting wil er wel eens een Boering laag overscheren, maar dat geeft dan weer een natuurlijke kick. Zoals u hoort tel ik mijn zegeningen. Niet alleen tijdens mijn halfjaarlijkse boswandeling, maar ook thuis. U hoort mij niet klagen. U hoort mij niet klagen terwijl ik daar toch alle reden toe heb. Ik ben namelijk helemaal geen stadsmens. Ik ben juist dol op achtertuinen, die hebben we niet, ik ben gek op weilanden, die zie ik niet, ik word week van bomen in tuinen, al helemaal ondenkbaar, ik word dol als ik voor me zie hoe mijn vierjarige dochter, in plaats van met een roze prinsesse nep-mobiele telefoon met een vriendinnetje belt wat verderop in de kamer staat, hoe ze ook met dat vriendinnetje of een boerenzoon had kunnen schommelen op een schommel aan een tak van de boom in de tuin van ons vrijstaande huis met uitzicht over weilanden. Zo leef ik nu niet. En ik zou dat liever wel doen. Ik moet al huilen als ik vanuit de trein weilanden zie. Och wat zou ik graag zo leven. Buiten. Maar het ligt niet in mijn macht. Het enige wat wel in mijn macht ligt, zijn de balletjes van onze kater. De kater zelf ligt hopelijk, terwijl ik deze column voorlees , z'n roes uit te slapen. Ik zal hem straks ophalen en mee naar huis nemen. En ik zal sorry zeggen. Sorry dat ik je heb laten helpen. Maar het is beter zo, voor het natuurlijk evenwicht in huis. En, zal ik er aan toevoegen, ik heb het ook niet makkelijk. Ik had de dingen ook graag anders gezien. Maar u hoort mij niet klagen. Ik tel mijn natuurlijke zegeningen.