Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Salamanderscheppen

  •  
20-03-2008
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
1361 keer bekeken
  •  
kamsalamander_01.jpg
In Nederland komen 16 soorten amfibieën voor. Amfibieën zijn koudbloedige gewervelde dieren met een waterdoorlaatbare huid. Het leefgebied van amfibieën is op te delen in 3 deelgebieden: 'voortplantingsbiotoop' (water waarin de eiafzet plaats vindt en de larven kunnen opgroeien), 'zomerbiotoop' (de plek waar de jonge en volwassen dieren de zomer doorbrengen, waar ze voedsel en beschutting vinden) en 'winterbiotoop' (een plek waar de dieren hun winterslaap houden).
 
Salamanders beginnen vaak al eerder aan de trek van land naar water dan de kikkers en padden, en zijn al vroeg in het voorjaar te vinden in het voortplantingswater. Zo ook in de Maashorst , één van de grootste aaneengesloten natuurgebieden van Noord-Brabant. Hier kan je 3 van de 5 in Nederland voorkomende salamandersoorten aantreffen; de algemene kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris), de Alpenwatersalamander (Mesotriton alpestris) en de zeldzame kamsalamander (Triturus cristatus). Juist de vondst van de kamsalamander door een vrijwilliger van RAVON was in dit natuurgebied dan ook een verrassing, deze was hier nog niet bekend! De vondst leidde tot een grootschalig verspreidingsonderzoek en de oprichting van een nieuwe werkgroep binnen de Stichting RAVON: de Werkgroep Verspreidingsonderzoek Noordoost-Brabant . Sinds 2006 heeft de Werkgroep in het gebied tussen Den Bosch en Cuijck en van Veghel tot de Maas nu al zo'n 12 nieuwe locaties gevonden voor de kamsalamander! Ook andere (beschermde) soorten zijn er gevonden en de Werkgroep is dan ook druk bezig om een nieuwe verspreidingsatlas voor deze regio te maken. Om deze reden is het dan ook belangrijk om iedere waarneming door te geven op een speciale website .
Door voormalige landbouwgebieden om te zetten naar natuurgebied met begrazing, en drinkpoelen bijvoorbeeld te herstellen of natte laagtes aan te leggen (in combinatie met aanwezigheid van voldoende landhabitat), kan de plaatselijke amfibieënpopulatie een 'boost' krijgen. Zo heeft iedere amfibiesoort zijn eigen eisen aan haar leefgebied. Er zijn soorten die houden van een 'pioniersituatie', een kale zandige poel of waterplas (soms zelfs juist karrensporen!) is bijvoorbeeld goed voor de rugstreeppad, geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad. De salamanders, kikkers en padden houden dan weer juist van poelen, drinkputten of sloten met voldoende watervegetatie waar zij hun eieren op kunnen afzetten. Juist deze plekken, vaak in niet verzuurde natuurgebieden of in kleinschalige cultuurlandschappen, zijn ideaal voor amfibieën. Door begrazing groeit een poel of plas, maar ook de directe omgeving, niet snel dicht. Grazers eten onder andere kiemplanten van planten en bomen op en zorgen er voor dat het gebied langer open blijft. Hierdoor heeft een voortplantingswater een zekere toekomst.
 
Natuurlijk zijn er ook een aantal aandachtspunten bij begrazing, om te zorgen dat het voortplantingswater geschikt blijft. Zo hebben runderen (vooral Schotse hooglanders) de neiging om bij warm weer in het water te staan. Ze laten hierbij vaak hun ontlasting in het water vallen, waardoor de poel snel vermest en er vaak weinig dier- en plantenleven meer te vinden is in een kleine poel of plas. Paarden hebben daarentegen juist weer 'latrines', schapen lopen vaak het water niet in. Ook lopen grazers de oevers kaal, waardoor er minder oeverplanten blijven staan waar amfibieën hun eieren op kunnen afzetten. Deze problemen zijn eenvoudig op te lossen; door bijvoorbeeld meer poelen aan te leggen voor de grazers, of door grazers langs delen van de oevers te hinderen (met afrastering of aanplant boom of struik). Het hangt dus van de begrazingsdruk, type begrazing en de hoeveelheid beschikbare poelen of plassen af of begrazing voor amfibieën een zegen zijn of niet.
 
De kamsalamander (Triturus cristatus) is een watersalamander uit de familie echte salamanders (Salamandridae). Hij wordt ook wel 'grote watersalamander' genoemd.
De kamsalamander kan bijna 20 centimeter lang worden en is de grootste watersalamander in de Benelux.
De mannetjes van de kamsalamander krijgen in de paartijd een grote kam op de rug, waarvan de uiteinden met puntige en soms rafelige uiteinden. Ze hebben een donkerbruin tot zwart lijf met veel kleine maar duidelijke witte stipjes op de flanken en een oranje buik met zwarte vlekken.Vrouwtjes zijn ook heel donker en hebben een gele buik met zwarte vlekken. Vrouwtjes worden ook groter en ogen wat slanker.
Aan het vlekkenpatroon op de buik zijn de dieren ook individueel te onderscheiden. Voor onderzoeken worden foto's van de buik genomen. Het is zo gebleken dat kamsalamanders minimaal 15 jaar oud kunnen worden en steeds dezelfde poel blijven bezoeken. De kamsalamander komt verspreid over het gehele zuiden, midden en oosten van Nederland voor. De kamsalamander is, naast de geelbuikvuurpad,de vroedmeesterpad en de vuursalamander, een van de meest bedreigde amfibieën in Nederland. Dit komt met name door verdroging en landschapsverandering. Zozeer dat deze diersoort al tientallen jaren wordt beschermd in Nederland. Door de Europese habitatrichtlijn worden er gebieden aangewezen waarin deze soort beschermd dient te worden.
De Alpenwatersalamander (Mesotriton alpestris) is een watersalamander uit de familie echte salamanders (Salamandridae). De oude wetenschappelijke geslachtsnaam was Triturus, en deze wordt nog veel gebruikt. De normale kleur is bij de man bruin tot zwart zonder kam en bij de vrouw een groene kleur met duidelijke marmertekening. In de paartijd krijgen de mannetjes een oranje tot felrode buik, blauw tot paarsachtig lijf met marmertekening en een lichte kam op de rug. Op de onderzijde van de flank en de kam verschijnt dan een dunne gele streep met daarin talloze kleine zwarte vlekjes. Tussen deze flankstreep en de rode buik zit een felle blauwe streep. De maximale lengte is 10 centimeter.
De Alpenwatersalamander leeft van kleine waterdieren zoals visjes, insecten, larven en kleine kreeftachtigen zoals watervlooien. Op het land bestaat het menu uit kleine diertjes zoals (fruit)vliegen, bladluizen, wormen en kleine slakken.
Deze salamander heeft een voorkeur voor zanderige leemgronden bij poelen en vennen waar hij plaatselijk massaal kan voorkomen.
De kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris) is -uiteraard na de bruine kikker en de gewone pad- de meest algemene amfibie in de Benelux. De verouderde naam is Triturus vulgaris, maar deze naam wordt nog veel gebruikt. Ook de naam watersalamander is wat misleidend, omdat hij in de meeste streken alleen tijdens het broedseizoen in het water te vinden is, welke in de Benelux loopt van half maart tot eind juni.
De kleine watersalamander wordt maximaal 11 centimeter lang. De mannetjes zijn ook buiten de paartijd meestal makkelijk van vrouwtjes te onderscheiden door een donkerdere kleur, donkere ronde vlekken op de rug en flanken en een witte buikzijde met naast de vlekken een lichte oranjestreep op het midden. Vrouwtjes hebben ook vlekken, maar deze zijn veel kleiner en zitten alleen op de buik, op de rug is de kleur bruin, het midden van de rug is bij vrouwtjes vaak lichter gekleurd, zodat een rugstreep ontstaat.
De kleine watersalamander stelt weinig eisen aan zijn biotoop en kan in alle met onderwatervegetatie begroeide kleine watertjes die regelmatig in de zon staan gevonden worden, zoals sloten, vennetjes, moerassen en zelfs in gebieden met hoogveen. Het is een cultuurvolger die zich kan handhaven in uiteenlopende milieus, maar liefst vertoeft in begroeide, open gebieden.
In heel Europa is de kleine watersalamander wettelijk beschermd, ook in Nederland en België. Het vangen van de salamanders, zelfs om deze uit te zetten in de vijver of de larven op te kweken, is dus verboden.
Bronnen: Wikipedia, RAVON, Sander Hunink
Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

Al 100 jaar voor