Het zal menigeen al eens overkomen zijn in de winter: tijdens het voeren van vogels op de voederplank flitst een grijze schim door de tuin en stuiven alle zangvogels alarmerend de struiken in. Het is een typische waarneming van een
sperwer
. Wie geluk heeft kan deze behendige achtervolger zien zitten met een prooi: een koolmees of soms zelfs vogels zo groot als een turkse tortel of zanglijster. De gele iris valt dan op, net als de fijn gebandeerde borst en de dunne maar krachtige, gele poten. Sperwers hebben stompe vleugels met een relatief groot oppervlak. De vleugels zijn veel breder dan van valken, waarvoor ze vaak worden aangezien. Opvallend is het grote verschil in formaat tussen mannetje en vrouwtje. Vrouwtjes zijn groter en zwaarder dan mannetjes en jagen op grotere prooien dan mannetjes.
Het aantal sperwers is waarschijnlijk nog nooit zo groot geweest als in 2000, toen SOVON 4.000 tot 5.000 paren registreerde. Sperwers hebben de afgelopen 30 jaar grote delen van Nederland gekoloniseerd vanuit enkele bolwerken bestaande uit uitgestrekte naaldbos-plantages. Opvallend is dat sperwers ook gebieden opzoeken waar minder naaldbos voorhanden is dan in de gebieden die als springplank werden gebruikt.
Al 12 jaar lang worden er overzichten gemaakt landelijk van gegevens van broedende roofvogels in Nederland. Honderden mensen in het veld sporen ieder jaar duizenden nesten op, klimmen in bomen, controleren ze en geven vervolgens hun bevindingen aan een roofvogelvereniging door op zogenaamde nestkaarten. Eind december komen er dan zo rond de 3500 formulieren binnen met gegevens.
Er wordt gekeken naar de roofvogelstand, maar ook naar de broedprestaties. Bij het broedsucces van roofvogels spelen externe factoren een grote rol. De weersomstandigheden zijn belangrijk, maar vooral ook het voedselaanbod. Als de (veld) muizenstand goed is, leggen sommige roofvogelsoorten bijvoorbeeld meer eieren.