De ringslang (
Natrix natrix
) heeft een groot verspreidingsgebied in Europa, en komt ook voor in Nederland en België. De slang is ongevaarlijk en niet giftig voor de mens, zelfs bij bedreiging is een beet hoogst uitzonderlijk. De ringslang is in Nederland een zeldzame diersoort die op de rode lijst staat.
De ringslang dankt zijn naam aan de gele vlekken aan weerszijden van de hals. Lijkt op aan een ring maar meestal zowel aan de bovenzijde van de hals als aan de buikzijde is deze onderbroken. Op de zijkanten van de kop zijn aan de onderzijde vaak gele vlekken tot strepen aanwezig. De ogen zijn relatief groot en hebben een ronde pupil, wat samenhangt met de dagactieve levenswijze. De basiskleur van de ringslang is licht-tot donkerbruin tot grijs. Op de flanken zijn vaak enkele donkere tot zwarte strepen aanwezig. De ringslang is slank en heeft een lange staart.
De ringslang kan een lengte bereiken van ongeveer 1 tot 2 meter, afhankelijk van het geslacht, de ondersoort en zelfs de geografische locatie. Mannetjes blijven een derde kleiner dan vrouwtjes. Het mannetje wordt 80 tot 100 centimeter, het vrouwtje 90 tot 140 centimeter. Mannetjes hebben meestal een contrastrijkere tekening en kunnen ook herkend worden aan de dikkere staartwortel.
De ringslang is zowel in Nederland en België één van de drie inheemse soorten slangen, naast de giftige gewone adder (Vipera berus) en de niet-giftige gladde slang (Coronella austriaca). Van deze drie is de ringslang de meest algemene soort. De ringslang laat zich alleen zien om te zonnen en als het dier dat niet meer kan vanwege te veel verstoring wordt het gebied verlaten.
Ringslangen hebben vaak een gebied waar ze overwinteren, veelal onder takkenbossen en braamstruiken in oude konijnenholen op zandige hellingen. Ze hebben rustige plekjes nodig waar ze kunnen zonnen. In Nederland is het eigenlijk te koud voor slangen maar door gebruik te maken van broedhopen kunnen de eieren zich toch ontwikkelen. Broedhopen zijn hopen plantaardig afval zoals takken of bladeren waar de eitjes in worden afgezet. Doordat broei optreed is de temperatuur aanzienlijk hoger dan die van de buitenlucht waardoor de eitjes op een natuurlijke manier worden uitgebroed.
De ringslang is een gespierde, snelle slang die zich relatief snel kan verplaatsen op het land en met name een zeer goede zwemmer is en uitstekend kan duiken. De slang is dagactief, en jaagt voornamelijk langs de oevers van het water op kikkers en salamanders. De ringslang is een typische bodembewoner die soms klimt in lage takken boven het water om te kunnen zonnen of om op prooien te loeren. Een zonnebad versnelt zowel de spijsvertering als de motoriek aangezien slangen koudbloedig zijn. Zodra de ringslang 's ochtends zijn schuilplaats verlaat wordt een zonnebad genomen om op te warmen.
Bij bedreiging zal de ringslang proberen te vluchten of anders houdt hij zich schijndood. Het is een specialist die verschillende trucjes kent om de aanvaller te doen denken dat de slang al een tijdje dood is. Het dier rolt zich op de rug en toont de kwetsbare buikzijde, iets wat levende slangen normaal nooit zouden doen. Het lichaam verslapt en de slang blijft roerloos liggen en spert de bek open, waarbij de tong naar buiten wordt gestoken. De pupillen draaien naar onder en uit de bek komt soms een beetje bloed. Uit de klieren bij de anus wordt een verschrikkelijk stinkende vloeistof afgescheiden die doet denken aan verregaande verrotting. Dit wordt akinese genoemd, de ringslang houdt het een paar minuten tot een half uur vol.