Ria Pronk: Stadse fratsen en boerenverstand
• 01-02-2008
• leestijd 2 minuten
Wat wist ik van het boerenleven, toen ik ruim tien jaar geleden de stad verruilde voor het platteland?
Ik kocht een hangbuikzwijn, dat bij het betreden van zijn verblijf, direct uitbrak en het op een lopen zette. Wist ik veel dat zo’n dier zo sterk was en zo hard kon lopen. Ik, op de fiets, gewapend met een schepnet achter het varken aan. Ik wist het beestje te pakken te krijgen. In de hoop dat niemand mij had gezien, ging ik met de schreeuwende big onder mijn arm naar huis. Vele hangbuikzwijnen, geiten, schapen, boerenkolen en slaplanten verder, heb ik het gevoel iets meer van het landleven begrijpen en doe ik weinig “rare dingen” meer. De buren zullen met weemoed terugdenken aan de tijd, dat ik met een pootschopje het weiland van een kleine hectare onkruidvrij maakte.
Aan het eind van de zomer vroeg een kennis uit de stad wat er met de maïs aan de hand was dit jaar. Waarom er geen kolven in zaten? Geen kolven? De maïs zit vol met kolven. “Kijk maar”, zei ik, wijzend op de stengel. “O, ik dacht altijd dat die kolven bovenin zaten”.
Mijn Haagse zus bezocht mij in maart en vond mijn moestuin wel heel erg kaal. “Heb je dit jaar geen pompoenen?”: vroeg ze me. Ik uitgelegd dat pompoenplantjes in mei de grond in gaan en in september geoogst worden en dat het groeiseizoen sowieso nog niet begonnen was.
Toen ik in Drenthe kwam wonen en zelf nog geen kippen had, haalde ik mijn eieren bij een boerderijtje dat overeind werd gehouden door stutten en eierdozen. Ik was altijd bang dat met het weghalen van mijn doosje, het hele boerderijtje zou instorten. Op een keer vertelde de boerin verontwaardigd dat er een dame bij haar aan de deur was gekomen voor eieren. “Ie weet wel, zo’n dame uut de staad, die’t allemoal zo goed weet”. Ik hield wijselijk mijn mond. Ze had de boerin gevraagd, of dit ook gestempelde eieren waren.“Gestempelde eieren?”, had de boerin gevraagd. “Ja, eieren met een keurmerk”, had de mevrouw toegelicht. “Nee, dit bint gewoon eieren van de kip, had de boerin geantwoord. Of die keer dat de eieren op waren en iemand vroeg of er dan vanmiddag misschien weer nieuwe waren. Waarop de boerin had geantwoord “Denk ie da’k hier een eierfabriek heb, ofzo?”