Op donderdag 30 december rond 13.00 uur spotte een groepje vogelaars, waaronder Annemarie van Diepenbeek van RAVON, een gestrande meerval van maar liefst 1,95 meter lengte aan de zeezijde van de Haringvlietsluizen. Het dier bevond zich in een drooggevallen geul bij De Kwade Hoek, op het Zuid-Hollandse Goerree-Overflakkee. De meerval is de grootste Nederlandse zoetwatervis. De soort is beschermd volgends de Flora- en faunawet en opgenomen in de Conventie van Bern.
Normaal gesproken worden meervallen (Silurus glanis) niet aangetroffen aan de zeezijde van het Haringvliet omdat het water daar te zout is. Het aangetroffen exemplaar is hier zeer waarschijnlijk terecht gekomen tijdens het spuien van zoetwater vanuit het Haringvliet naar de Noordzee.
De Haringvlietsluizen voeren zo’n dertig procent van het rivierwater uit Nederland af naar de Noordzee. Hiervoor worden de sluizen tweemaal per dag, tijdens eb, geopend. Zoetwatervissen, zoals de aangetroffen meerval, kunnen hierdoor verrast worden en in zee belanden. De meerval moet diezelfde ochtend, toen het water zijn laagste stand bereikte, in de geul gestrand zijn. In eerste instantie leek de meerval dood te zijn, na besprenkeling met water begonnen de kieuwen echter te bewegen. Later op de dag is het dier door andere voorbijgangers met behulp van een groot net teruggebracht naar het water, en weggezwommen. Achteraf gezien was het beter geweest om de meerval aan de rivierzijde van het Haringvliet terug te zetten. In zout water heeft deze zoetwatervis weinig kans om te overleven.
De (Europese) meerval wordt de laatste jaren steeds vaker in de Nederlandse rivieren aangetroffen, maar individuen zo groot als dit exemplaar zijn zeer zeldzaam. Zo werd op 23 mei 2007 in de Maas bij Linne een meerval van twee meter lengte en een gewicht van 65 kilogram gevangen. Dieren van dit formaat moeten de respectabele leeftijd van 20 tot 30 jaar bereikt hebben.
Het teruggedraaide 'kierbesluit': géén weg terug
De gestrande meerval illustreert de problematiek van het thans afgesloten Haringvliet. De Haringvlietdam beperkt enerzijds de migratiemogelijkheden voor trekvissoorten als zalm en paling die vanuit zee het zoete water op willen trekken om zich voort te planten of op te groeien. Deze vissen richten zich op zoetwaterstromen en worden door de aanwezigheid van de Haringvlietdam en het onnatuurlijke spuiregime in hun optrek belemmerd. Hiernaast zorgt de dam voor een harde scheiding van zoet en zout water waardoor zoetwatervissen die zich in de buurt van de spuikokers begeven het risico lopen in zout water terecht te komen. Eenmaal uitgespuid aan zeezijde zijn de overlevingskansen en kansen om terug te zwemmen naar het zoete water gering.
De nieuwe regering heeft het voorgenomen besluit om de sluizen op een kier te zetten (het zogenaamde “kierbesluit”) teruggedraaid, dit tot protest van diverse natuurorganisaties. Ook uit Europa zijn er bezwaren, er zijn immers internationale afspraken gemaakt en investeringen gedaan om de vismigratiemogelijkheden in de Rijn en Maas te vergroten en zo populaties van soorten als zalm en paling weer overlevingsmogelijkheden te geven. Het kieren van de Haringvlietdam, een van de belangrijkste ingangen van deze riviersystemen, is van groot belang voor het slagen van deze gezamenlijke inspanning.
Tekst: Annemarie van Diepenbeek, RAVON
Foto’s: Jeanne Soetens