Resultaten Pestvogeltelling 4 en 5 februari 2006
• 09-02-2006
• leestijd 2 minuten
Er zijn opvallend veel Pestvogels in Nederland gesignaleerd. Een telling van waarnemers in het weekeinde van 4 en 5 februari leverde een totaal van 1745 vogels op. Dat is bijzonder voor deze vogels van de arctische wouden, die slechts af en toe naar Nederland komen. Nog verrassender is dat voor de derde keer in vier jaar dergelijke aantallen naar Nederland zijn gekomen, na jaren van slechts sporadische aanwezigheid.
In de afgelopen weken werd duidelijk dat er momenteel een grote invasie gaande is. Bij de gebruikers van de website
http://www.waarneming.nl
, een internetdatabase van waarnemingen van de natuur in Nederland, ontstond het idee om deze invasie beter in kaart te brengen.
Op hun initiatief werd er besloten een landelijke telling uit te voeren. Binnen zeer korte tijd werd met de hulp van vele vrijwilligers en enkele natuurorganisaties heel vogelend Nederland gemobiliseerd om aan deze telling mee te helpen. Het was voor het eerst dat een dergelijke telling in Nederland werd uitgevoerd.
De meeste Pestvogels zijn in de provincie Gelderland aangetroffen: 443 vogels in 10 groepen. Ook in de provincies Noord-Holland (alleen onder het Noordzeekanaal), Zuid-Holland, Overijssel en Utrecht werden veel vogels aangetroffen. In de overige provincies zijn ze veel minder gezien, met 1 tot 4 groepen per provincie. Daarmee concentreren de Pestvogels zich momenteel op een band van west naar oost over het midden van Nederland. De reden voor deze concentratie in het midden van Nederland is mogelijk dat deze vogels langzaam van noord naar zuid door Nederland trekken. Begin januari zaten er nog veel Pestvogels in het Noorden van het land. Daar zijn ze nu dus grotendeels verdwenen. Tijdens de invasie vorig jaar werden er in maart en april ook veel Pestvogels in het zuiden aangetroffen. Naar verwachting bereiken ze ook later in dit jaar het zuiden.
Waar de Pestvogel in het hoge noorden de eenzame wouden verkiest, overwintert ze in Nederland juist in het stedelijk gebied. Alle waarnemingen zijn uit de bebouwde omgeving. Daar leven ze voornamelijk van bessen van struiken als Gelderse Roos en Liguster, die in groenstroken zijn aangeplant. De vogels zijn geheel niet bang van mensen, vermoedelijk doordat ze in het broedgebied geen contact met mensen hebben. Door hun onverwachte, invasieve optreden werden ze vroeger als onheilsbrengers gezien, vandaar de naam Pestvogel.