Op het wad wordt het leven gedicteerd door het tij. Twee keer per dag is het hoogwater, twee keer laag. Bij laag water kunnen vogels voedsel zoeken op de platen, bij hoogwater kunnen vogelaars vogels kijken op de hoogwatervluchtplaatsen. Dus als je als verslaggever met twee onderzoekers schelpdieren wilt zoeken in de wadbodem, dan moet je dat net als de vogels bij laagwater doen. Maar wat als je agenda zo vol zit dat je alleen bij hoogwater met de schelpenonderzoekers kunt afspreken?
Deze week sprak ik voor een verhaal over de platvissen en schelpdieren van het Balgzand af met onderzoekers Hans Witte en Henk van der Veer van het NIOZ, op Texel. De rode draad van ons verhaal ging over schelpdieren in de bodem, maar boven die bodem stond ruim een halve meter water. Witte en Van der Veer leven als rechtgeaarde waddenonderzoekers net zo met het getij als, zeg, een kanoetstrandloper of een scholekster. Zij kwamen dus in waadbroeken die zij tot onder de oksels konden optrekken. Sta je daar als verslaggever met je kaplaarsjes.
Op blote voeten over de wadbodem is tegenwoordig geen goed idee. Vooral de Japanse oesters zijn een serieuze aanslag op je voetzolen. De beste opplossing was dus: in onderbroek met laarzen aan het water in, tussen twee professionals in waadbroek. Het was een van die vele momenten dat je zó blij bent dat je voor de radio werkt en niet voor de t.v. Ook fijn dat ik de enige was met een fotocamera!