Pieter Derks: oorlog in de stadstuin
• 10-08-2014
• leestijd 2 minuten
Het ziet er zo lieflijk uit, zo’n stadstuintje. Mijn tuin is niet heel erg groot, een meter of 6 bij een meter of 8, aan de achterkant een oude bakstenen muur waar de bruidssluier overheen woekert en verder een bonte verzameling kruiden, bloemen en een jong appelboompje dat dit jaar voor het eerst vijf hele appels groot heeft weten te brengen. Achterin de tuin scharrelen drie kippen, Corry, Truus en Greet, en de kat ligt meestal ergens tussen (of op) een paar aardbeienplantjes languit in de zon. Kortom: aan niets is te zien dat deze tuin eigenlijk oorlogsgebied is.
Laat ik voorop stellen dat ik dol ben op de natuur, en elk levend wezen het beste gun. Als kind was ik al WNF-Ranger, ik ben lid van Greenpeace, al was dat vooral om van een volhardende straatverkoper af te komen, maar die vredelievende houding heb ik gek genoeg in mijn eigen tuin al diverse keren zien veranderen in een bloeddorstige strijdlust.
Zo was er dit jaar de vierde Courgette-oorlog, waarin ik streed tegen een fors leger bruine naaktslakken. Vier jaar geleden won ik de eerste oorlog, maar dat was dankzij de inzet van chemische wapens. Om gelazer met de VN te voorkomen besloot ik het daarna milieuvriendelijker aan te pakken. Ik strooide schelpengruis rond de courgetteplanten, zette lavendel in de buurt, haalde ’s avonds slakken van de plant om ze ergens anders weer los te laten – en elke nacht kropen de slakken zonder problemen langs de lavendel over het schelpengruis om al drie jaar op rij mijn courgetteplant tot de grond toe kaal te vreten.
Nou moet ik eerlijk zeggen dat ik dit jaar ook wat minder met de courgette-oorlog bezig was, omdat intussen op een ander front het bloedluizen-offensief gaande was. Het kippenhok bleek op een warme dag bezaaid met kleine rode luisjes, die ’s nachts beetje bij beetje de kippen leegzogen. Ik verklaarde ze de oorlog, en ging er vol in. De Benjamin Netanyahu in mij werd wakker. Operatie Vrolijk Gevogelte ging van start: twee soorten biologisch bestrijdingsmiddel, elke dag kokend water in alle kieren van het hok, nog een laag bestrijdingsmiddel, en net zolang tot ik zeker wist dat ik de laatste bloedluis had uitgeroeid. Ik wist niet dat ik het in me had.
Intussen zijn alle sporen van strijd weer uitgewist. De dode courgette is overwoekerd door goudsbloemen, en de kippen scharrelen rustig rond tussen de miljoenen luizenlijkjes, want dat is wat de natuur zo indrukwekkend maakt: de volstrekte onverschilligheid. De nonchalance waarmee de prachtigste bloemen op een graf kunnen groeien, de hartverscheurende onverstoorbaarheid van dat enorme veld vol zonnebloemen waar de wrakstukken van MH17 in belandden, de uitgestrektheid van de grasvelden op de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Want inmiddels is mij wel duidelijk: hoe groot of klein de oorlog ook is: uiteindelijk wint altijd de natuur.