De
noordse woelmuis
(
Microtus oeconomus
) neemt binnen de zoogdierfauna van Nederland een bijzondere plaats in. Als aparte ondersoort is Microtus oeconomus arenicola de enige endemische zoogdiersoort van Nederland. Endemisch betekent dat een soort alleen in een bepaald (klein) gebied voorkomt. Eilanden herbergen vaak endemische soorten, in een land met open grenzen zoals Nederland is endemisme zeldzaam.
De noordse woelmuis is een vrij forse woelmuis met een bruine tot zwarte vacht aan de bovenzijde. De onderzijde is donkergrijs. De vacht is vrij lang en heeft een enigszins metaalachtige glans. De staart is relatief lang en beslaat circa 40% van de kop-romplengte. De kop is breed; de oren steken vrijwel niet uit de lange vacht. De achterpoten zijn fors en donker, vaak met contrasterende witte nagels. Volwassen dieren zijn 9,5-16 cm lang en wegen 20-60 gram. Zijn voedsel bestaat uit rietspruiten, zeggen, biezen en (schijn)grassen. In de winter kan dit worden aangevuld met schors, zaden en wortels, in de zomer met kruiden.
De noordse woelmuis lijkt uitstekend aangepast voor overleving in ons koude kikkerlandje. Toch gaat het niet goed, wij zien hoe de aardmuis in steeds meer terreinen de noordse woelmuis verdringt. Het voorkomen van de noordse woelmuis in verschillende vegetatietypen wordt beïnvloed door de aanwezigheid van twee andere woelmuissoorten, namelijk de veldmuis en de aardmuis. Tot ongeveer 1970 kwam de noordse woelmuis in alle natte gebieden op het veen en klei van Nederland voor, maar sindsdien krimpt het areaal in. Alleen in Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, waar de aardmuis niet voorkomt, heeft de noordse woelmuis zich goed gehandhaafd. In Friesland, N-W Overijssel en delen van Zuid-Holland wordt de noordse woelmuis nu verdrongen door de aardmuis. In sommige gebieden (de Oude Venen, Nieuwkoopse Plassen en de Biesbosch) handhaaft de noordse woelmuis zich ondanks de nabijheid van de veldmuis en de aardmuis. Dit is met name het geval in habitats die regelmatig overstromen of (‘s winters) hoge waterstanden kennen. De noordse woelmuis lijkt goed in staat te overleven in zulke habitats.
De laatste tientallen jaren wordt echter ten behoeve van de landbouw in grote delen van Nederland een waterpeil met geringe dynamiek gehandhaafd. Droge grond is warmer, de groei van het gras komt eerder op gang. Droge grond is ook beter te bewerken. Daarnaast is het voor de akkerbouw van belang dat het land in de oogsttijd niet te nat is. Daarom wordt tegenwoordig bijna overal in Nederland een stabiel peil gehandhaafd, of zelfs een tegennatuurlijke dynamiek: hoge waterstanden in de zomer en lage in de winter om eventuele wateroverlast van de rivieren of extreem hoge neerslag op te kunnen vangen. Het gevolg is onder andere dat schorren en zandplaten zijn vastgelegd of afkalven en dat de waterstanden nauwelijks meer schommelen. Leefgebieden van de noordse woelmuis zijn daardoor geschikter geworden voor de aardmuis.