Vroeger werd de patrijs, net als de kwartel, beschouwd als zeer geil en ontuchtig. Patrijzen zijn daarbij zo hartstochtelijk dat ze de wetten van de natuur vergeten, zodat mannetjes zich met elkaar verenigen. Velen beweren dat als het vrouwtje tochtig is, ze alleen al bevrucht wordt door de wind als die uit de richting komt waarin het mannetje zich bevindt.
(Uit
Vogels in volksgeloof, magie en mythologie
van Johan Boussauw)