Medio april is een zijrivier van de Niers het toneel van paaiende rivierprikken. Tegenwoordig een zeldzaamheid, vroeger zo algemeen dat deze nogal mal uitziende vissen werden ingezet als aas bij de kabeljauwvisserij. Maarten ’t Hart weet daar alles van.
Paaiende rivierprik terug
De rivierprik leeft als larve in Nederlandse rivieren, zwemt naar zee en groeit daar op tot een nogal raar uitziende vis, een zogeheten rondbek die parasiteert op zeevissen. Als de tijd daar is, zwemt hij de grote rivieren op om te paaien. Volgens stichting
RAVON
trekken er ieder voorjaar duizenden rivierprikken door Nederland, richting Duitsland. De waterkwaliteit is in ons land de laatste jaren zo verbeterd, dat een paar honderd rivierprikken tegenwoordig zelfs weer in Nederland paaien, zoals in het grensriviertje de Niers en dan in het bijzonder het zijbeekje de Kendel. Na het paaien sterft de prik.
Prikkenbijter
Vroeger was de rivierprik een algemene verschijning in de Nederlandse rivieren. De vis was zo algemeen dat hij tot begin vorige eeuw werd gebruikt als aas bij de kabeljauwvisserij. De vissen werden levend mee aan boord genomen, waar ze door het jongste scheepsmaatje, de zogeheten prikkenbijter, gedurende de reis in leven moesten worden gehouden in een speciale ton.
Als de prikken nodig waren als aas, werd ze eerst de kop doorgebeten door de prikkenbijter, waarna de nog spartelende vis aan het haakje ging. De prikkenbijter werd voor dit onaangename klusje om de zoveel prikken beloond met iets zoets: een dadel of een vijg. Schrijver Maarten ’t Hart heeft deze praktijk beschreven in zijn boek Het psalmenoproer. In Maassluis, de geboorteplaats van de schrijver, bestond zelfs de uitdrukking ‘zorg dat je de prikken levend houdt’. Zorg dat je in goede conditie blijft, betekende dat.
Het wegens bezuinigingen in z’n voortbestaan bedreigde Museum Vlaardingen heeft een grote collectie over de geschiedenis van de visserij, waaronder de prikkenvisserij.