Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Onno Blom: Sjako

  •  
07-07-2013
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
onno_blom_02.jpg
Gerrit Komrij overleed niet thuis, ‘in zijn slaap, op een bed van eierdons, als gezonde honderdjarige en in volle vredestijd’, zoals hij ooit eens had gewenst, maar na een kort ziekbed in het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis in Amsterdam. Op 5 juli was dat precies een jaar geleden. Twee maanden voor zijn dood was hij vertrokken uit zijn huis in Vila Pouca da Beira, een Niemandsdorp in het hart van Portugal, met majestueus uitzicht op de Serra da Estrela, het Gebergte van de Sterren – en in zijn hart wist hij dat hij zijn dorp nooit meer terug zou zien.
Op 17 juli 2012 kwam Gerrit thuis. In een kist. De begrafenisondernemer uit het dorp had in de voorhal van het huis dikke wijnrode tapijten uitgerold en twee grote nepgouden kandelabers opgesteld, waarop twee bibberige vlammetjes flakkerden. Kort nadat de mannen de kist steunend en puffend op schragen hadden neergezet, en Charles, vijfenveertig jaar Gerrits levensgezel en grote liefde, zijn familie en vrienden vol verbijstering staarden naar het onbestaande, kwam Sjako de hal binnenwandelen.
Sjako is een van de honden. De grootste en sterkste, voor wie iedereen altijd bang was geweest toen hij nog jong was. Met poten zo dik als wijnflessen en kaken als bankschroeven. Hij had de gewoonte om midden in de nacht de deur van de logeerkamer open te duwen en daar op bed te gaan liggen. Niemand die hem dan weer weg kreeg. Zelfs wapperen met een biefstuk hielp niet. En de logé durfde een nacht lang geen vin meer te verroeren.
Nu, in de koele hal, stak Sjako zijn neus in de lucht, snoof de lucht op en slaakte een diepe zucht. Daarna zakte hij door zijn poten aan de voet van de kist. Urenlang is hij daar blijven liggen. Wie zijn klassiekers kent, denkt aan de hond van Odysseus, die als enige zijn baas herkende toen die na twintig jaar oorlog en zwerven in de gedaante van een oude man thuiskwam op Ithaka. Of aan het stenen hondje aan de voeten van het beeld van Willem van Oranje, op zijn graf in de Grote Kerk van Delft, het hondje waarvan wordt verteld dat hij geen meter wilde wijken van zijn dode baas.
Ik moest denken aan alle honden van Gerrit en Charles die hier waren komen aanlopen, of door dorpelingen over het hek gezet omdat alleen die twee zotte Hollanders goed voor ze zorgden. Ik moest denken aan Julius, alias Meneer de Bruin, die zijn bijnaam dankte aan zijn geweldig geurende scheten. Ook Julius was oersterk geweest. Hij had meerdere aanslagen van de boeren op zijn leven overleefd. Charles had hem een keer een liter olijfolie laten drinken om een stuk vergiftigd vlees uit zijn lichaam te spoelen.
Ik moest denken aan alle honden die dood waren gereden als ze vrolijk kwispelend het hek uit trippelden en werden vermorzeld onder de wielen van het razende verkeer op de enige weg die het dorp telt. Bloederige pannenkoeken op het asfalt met een wapperend staartje. Skunky, Ambrosia, Winnie, ze liggen allemaal onder een ruw brok steen begraven in de schaduw van het huis. ‘Ik ben niet sentimenteel over honden,’ schreef Komrij ooit, ‘maar ze laten me soms wel janken.’
Twee dagen later, op de dag van de begrafenis, zette Sjako het radarwerk opnieuw stil. Toen de doodskist op een oude handkar langs het huis knerpte, gevolgd door de lange, processie van dorpelingen en begrafenisgasten die de zinderende weg van de kerk naar het kerkhof beneden aflegden, stak Sjako zijn kop tussen de spijlen van de balustrade van Gerrits werkkamer. Iedereen hield stil. Ook Sjako. Hij blafte niet, zoals anders, woedend of blij naar alle mensen voor het hek, maar boog zijn kop. 
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor