Nelleke Noordervliet: IJsland
• 22-07-2018
• leestijd 3 minuten
© Nelleke Noordervliet
‘Natuur is voor tevredenen, of legen’. En dan, ‘wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos ter grootte van een krant. Een heuvel, met wat villatjes ertegen’. Deze beroemde strofe van JC Bloem wordt niet voor niets zo vaak geciteerd. Op de eerste regel, dat natuur voor tevredenen, of legen is, valt heel wat af te dingen, maar de volgende regels worden ervaren als een diepe treurige waarheid.
Ik moest eraan denken toen ik mijzelf uitleverde aan de onbarmhartige, grandioze, overweldigende, spectaculaire en omvangrijke natuur van IJsland. De mens is daar een stofje, een vliegenpoepje. De natuur verzuipt je een in fjord, vermorzelt je onder een rotsblok, verzengt je in een hete fontein of een stroom lava, bevriest je in een sneeuwjacht. Je hebt niets te vertellen.
Ik sprak een man van de Westmaneilanden. Dat is een reeks vulkanische eilandjes aan de zuidkant van IJsland, waarvan de jongste in de jaren zestig ontstond tijdens een vier jaar durende eruptie. Het hoofdeiland is maar 13 vierkante kilometer groot, herbergt zo’n 4400 mensen en bestaat uit 5 vulkanen. Een vulkanoloog zei dat dit ongeveer de laatste plaats op aarde was waar hij zou willen en durven wonen.
In 1973 ging er een man ’s avonds laat zijn onrustige hond uitlaten en trof op zijn wandeling, aan de buitenkant van het dorp, een putje, waarin een vuurtje brandde. Hij waarschuwde een buurman en samen troffen ze nog wat putten aan. Het dorp werd gewekt. Op steeds meer plaatsen ontstonden brandende lavaputten. Omdat de vissersvloot niet was uitgevaren kon een haastige evacuatie op gang worden gebracht. Een van de mannen ging nog snel even terug naar huis omdat hij zijn sigaretten op tafel had laten liggen, naast zijn portemonnee. De sigaretten nam hij mee, de portemonnee liet hij liggen. Ze zouden immers weer snel terugkeren.
Maar, de eruptie kreeg grote kracht en stuurde een stroom lava naar het dorp, dat gedeeltelijk werd bedekt, net als Pompeï. Maar het zeewater koelde de stroom af, zodat niet het hele dorp werd verwoest. De toegang tot de haven werd wel een stuk smaller. En de haven zelf was opeens beschut tegen de felle oostenwind door een steil oprijzende berg, waar eerst vlak land was.
De bevolking kon pas vijf maanden later naar hun enigszins afgekoelde eiland terugkeren. ‘Toch terugkeren?’ ‘Ja, mijn familie woont hier al 1000 jaar’, zei de man. ‘En een eh, evacuatieplan voor het geval het weer begint te rommelen?’. ‘Daar hebben we wel over gesproken. Er is een plan gemaakt, om een plan te maken, maar daar is nog niets van gekomen’.
Je moet als Westman enigszins fatalistisch en flegmatiek zijn. Dat niet alleen. Je moet de natuur als meester erkennen. Naar haar kijken en luisteren. Op die bewoonde vulkaan gaan ze om met het vuur, zoals wij omgaan met water. Het water is de baas. Laat het stromen en weglopen. Weet waar je het tegenhoudt en waar je het laat gaan. Geloof de zee niet als ze kalm lijkt. Ze trekt aan je benen, ze sleurt je mee, ze spoelt je weg.
Ik denk dat JC Bloem zelden aan het strand kwam, bij een noordwesterstorm…