Methaan speelt een nog grotere rol in vitale veengebieden dan tot nu toe werd gedacht. Het gas blijkt ook een belangrijke voedingsbron voor de veenmossen, zeggen Nijmeegse en Texelse onderzoekers donderdag 25 augustus in Nature. Methaanetende bacteriën zetten het gas om in CO2. Het mos zet CO2 om in biomassa. De nieuw ontdekte symbiose verklaart waarom er praktisch geen methaan vrijkomt uit poelen die bedekt zijn met veen.
Dat methaan belangrijk is voor veen wisten de onderzoekers wel: het moerasgas zorgt ervoor dat plakken veenmos blijven drijven en zo voldoende licht en lucht krijgen om te kunnen groeien. Maar dat het gas een indirect voedingsbron is, is een nieuw inzicht. De ontdekking geeft een extra argument om zuinig te zijn op hoogvenen. Het zijn niet alleen belangrijke biotopen maar ze beperken ook het ontsnappen van broeikasgas. Wetlands zónder veen zijn grote bronnen van CO2 en methaan (CH4), dat vrijkomt bij het verteren van plantenresten. Uit veengebieden ontsnapt echter nauwelijks methaan en tot voor kort was niet goed bekend hoe dat kan.
Microbiologen en ecologen van Institute for Water and Wetland Research (IWWR) van de Radboud Universiteit Nijmegen hebben nu een methaanetende bacterie aangetoond die leeft in symbiose met veenmos. De bacterie scheidt CO2 uit, die het mos weer gebruikt om te groeien. De microbe zit niet alleen op het veen, maar nestelt zich ook in de holle mosstengeltjes. De bacterie kon daar zichtbaar gemaakt worden door een fluorescerende label te hechten aan een uniek stukje van zijn genoomsequentie (zie bijlage).
Biogeochemici van het Nederlands Instituut voor het Onderzoek van de Zee (NIOZ) schoten te hulp om overtuigend aan te tonen dat de koolstof in het mos daadwerkelijk afkomstig was van omgezet methaan. Dit lukt uiteindelijk door methaan met ‘zware’ koolstofatomen aan de proefopstelling toe te voegen. Deze atomen werden later in het mos teruggevonden: maar liefst tien tot twintig procent van de koolstof in veenmos blijkt van methaan afkomstig. Deze efficiënte recycling is een belangrijke reden waarom er in hoogvenen zulke grote hoeveelheden koolstof kunnen worden vastgelegd. Op het noordelijk halfrond zit meer dan een derde deel van alle in de bodem vastgelegde koolstof in veenbodems.
Het onderzoek vond plaats in het hoogveenherstelgebied Mariapeel in Brabant, maar de symbiose is inmiddels ook in andere veengebieden aangetoond.
Overlevingsplan Bos en Natuur
Het hoogveen in Nederland is met uitsterven bedreigd. In honderd jaar tijd nam het hoogveenareaal in Nederland af van 90.000 ha tot zo’n nog zo'n 3600 ha waarvan hooguit enkele tientallen ha nog als levend hoogveen kunnen worden aangemerkt. Het hoogveenlandschap is in de loop vele duizenden jaren ontstaan en in minder dan een eeuw vernietigd door afgraving en verdroging. Zo verdwijnt een waardevol ecosysteem met een grote diversiteit aan planten en dieren dat bovendien bijdraagt aan het halen van de Kyotodoelen. Het Directoraat Natuurbeheer en het Expertisecentrum van het ministerie van LNV (Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid) heeft daarom een subsidie ter beschikking gesteld voor onderzoek naar hoogveenherstel in Nederland. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van onderzoeksgroepen onder leiding van de afdeling Ecologie van het IWWR, het waterinstituut van de Radboud Universiteit. Het onderzoek zal leiden tot praktische aanwijzingen om hoogveenrestanten te herstellen, maar ook tot fundamentele ontdekkingen als deze.