Wetenschappers buigen zich al jarenlang over de vraag waarom sommige troebele meren ineens helder worden, en net zo plotseling weer een groene soep. Promovendus drs. Winnie Rip van Wageningen Universiteit ontdekte dat de fluctuaties overeenkomen met de wisselingen tussen droge en natte winters.
Door intensivering van de landbouw in de jaren zestig zijn veel meren volgelopen met nutriënten. Onderwater verdwenen veel planten door de verrijking, terwijl de hoeveelheid algen juist toenam. Helder water werd hierdoor troebel.
Terugdringing van fosfaattoevoer in de jaren tachtig had in eerste instantie succes. Maar voor enkele meren bleek de terugkeer van helder water van korte duur. Na een paar jaar waren de meren weer troebel, ondanks een herstelde watervegetatie en gelijkblijvende fosfaatbelasting vanuit de landbouw.
Rip onderzocht de oorzaak van de fluctuaties aan de hand van natuurreservaat Botshol ten zuidwesten van Abcoude. Ze vond er een relatie met de afwisseling van droge en natte winters. Vroeger waren de winters minder nat en ook niet zo vaak nat, waardoor de helderheid van de meren niet wisselde. De laatste dertig jaar valt er ’s winters echter steeds meer regen. Hierdoor stroomt er van het land meer fosfaatrijk water in de meren.
Wanneer de concentratie en afstroming zo hoog zijn dat de fosfaatbelasting boven een drempel uitkomt, kan helder water ineens troebel worden. ‘Het moet vervolgens weer een aantal jaren achtereen droog zijn, wil het fosfaat uit het systeem gaan zodat het water terugkeert naar een heldere toestand’, zegt Rip.
Om meren als Botshol helder te houden, zouden de fosfaatnormen voor de landbouw volgens de promovendus meer rekening moeten houden met de hoeveelheid neerslag in voorgaande jaren.