Monoloog voor dode zilvermeeuw_02_03_2009
• 02-03-2009
• leestijd 2 minuten
Anne Vegter schreef eerst enkele kinderboeken, zoals De dame en de neushoorn en Verse bekken!, voordat zij in 1990 haar eerste gedichtenbundel publiceerde: Het veerde. Geheel in de traditie van het kinderboek was ook de dichtbundel voorzien van illustraties. Uit die kinderboeken nam zij de wonderlijke taal mee naar de poëzie, waarmee veelal vreemde en verrassende wendingen worden bereikt. De titel Aandelen en obligaties geeft al aan dat we hier niet met een doorsnee-dichter te maken hebben.
Behalve kinderboeken schreef Vegter ook verhalen en een toneelstuk dat in België werd opgevoerd. De scheidslijnen tussen de verschillende genres houdt zij zo vloeiend mogelijk. In een interview vertelde zij dat zij binnen een aangereikte vorm, of dat nou een kinderboek was of een column of een toneelstuk, zichzelf de maximumvrijheid wilde verschaffen om haar ideeën te laten stromen. Haar gedichten veranderen dan ook soms in proza of sprookjes waarin toneelmatige elementen niet worden geschuwd.
In een gedicht over de dood staat dat zij al jaren sterft van nieuwsgierigheid. Bij bloemkool denkt zij aan hersens en wil de groentenboer er het mes in zetten. Er wordt in haar gedichten soms met wellust aan ongemakken gedacht en je schijnt 'de blauwdruk van mijn liefdesproject' ook telefonisch te kunnen bestellen.
MONOLOOG VOOR DODE ZILVERMEEUW
Het verhaal is dat ik ze aanval in het echt
dat mensen denken dat ik denk omdat ik staar
naar hun patat want ik heb honger
ik heb zo’n honger
het zegt dat ik van kusten graas kusten kusten
kijk mij: ik bloed (mijn rode vlek) ik heb
de eetlust liever dan mijn kind
dat smijt ik uit (broedsel, gebroed, zilvergebroed)
ik heb zo’n honger
het zegt dat ik het rubber neem (broed broeden auto’s bebroede)
de eieren kapot sla, oren oorverdovend
dat ik de nachten openschreeuw
dat ik lach en blaf (wakker wekken wekker wák wé kwé kwie-é)
ik ben niet mee, ik doe niet aan
dat werkelijk verkeer:
het zoogdierengeworden-
zeg dat ik bruut ben
ik heb honger
een wet zegt dat ik dood teveel of leef in hun beheer
(die vliegende zak stront)
doen ze me iets wat knakt
doen ze me dat
deze kou is diep
ik ken dit lichaam niet
mijn poten in elkaar gedaan
het vlees is roze
wie is de grote witte vogel
ik ken die vormeloze niet
ik ga niet schitterend schetterend:
mijn ei
mijn afval
deze wervel
breekt mijn geile blik
is daar mijn vrouw
is dat mijn vuilnisbelt
en daar dat gat
ben ik dat
tekst
: Anne Vegter
camera
: Rob Hodselmans
regie
: Anneloek Sollart
montage
: Caroline Hoeberechts
met dank aan:
Stichting Dierenambulance Den Haag
Vogelasiel De Wulp, Den Haag
Vispaleis, Scheveningen
De geportretteerde meeuw is dood binnengebracht bij het vogelasiel. De vogel bleek een dwarslaesie te hebben, vermoedelijk opgelopen bij een botsing met een raam of in het verkeer.