Mieren 'praten' met elkaar door middel van geuren (feromonen). Ze ruiken met hun twee voelsprieten. Omdat het er twee zijn krijgt de mier informatie over zowel intensiteit als richting van de geur. Er moet heel wat informatie worden uitgewisseld onder mieren want ze leven in kolonies met een koningin en werksters (meestal vrouwtjes). De werksters verdelen het werk dat gedaan moet worden onder de ‘specialisten’. Er zijn verkenners, voedselverzamelaars, nest-onderhouders, kinderverzorgsters en soldaten.
Ze onderhouden hun contact binnen en buiten de groep door middel van de geuren. Hieraan kunnen ze bijvoorbeeld herkennen tot welke kolonie ze behoren.
Als een individu het nest binnenkomt met een verkeerde geursamenstelling ‘dan zal deze indringer er uit gemept worden. Om alle nestgenoten hetzelfde te laten ruiken, mengen de mieren de geurstoffen met voedsel. ?Feromoonsporen worden ook gebruikt om de weg terug naar huis te vinden. Zo kan de voedselverzamelaar die voedsel vindt, een spoor op de grond achterlaten en op die manier aan andere voedselverzamelaars 'vertellen' waar en via welk spoor dit voedsel te vinden is. Hoe meer mieren het spoor gebruiken hoe sterker het wordt. Als het eten op is wordt het geurspoor niet meer gebruikt en vervaagt.??
Maar ze gebruiken nog meer informatie om hun weg terug naar het nest te vinden. Ze tellen bijvoorbeeld het aantal stappen dat ze hebben genomen sinds hun vertrek. Verder hebben ze een ingebouwd kompas en slaan ze herkenningspunten op in hun geheugen. Als wij mieren op een andere plek neerzetten kunnen ze moeilijk de weg naar huis vinden.
Mieren kunnen de feromonen gebruiken om alarm te slaan met. De geur kan nestgenoten prikkelen om de aanval in te zetten. Ook kunnen ze detecteren tot welke takengroep een andere mier behoort (bijvoorbeeld verkenner of kinderverzorgster). De koningin heeft vaak een specifiek bouquet van geurstoffen zodat ‘het volk’ haar kan herkennen als de koningin.? ?
Zwitserse wetenschappers die dit allemaal onderzochten ontdekten hoe snel een nieuwtje zich door de kolonies kon verspreiden. Volgens de berekeningen was binnen een uur 89 procent van de kolonie op de hoogte. Kwam het nieuwtje van een voedselverzamelaar of een verpleger, dan verspreidde dat zich snel door de eigen groep, maar minder snel door de rest van het nest omdat iedere groep werkers een eigen plek heeft in het nest. Voor opruimers liggen de grenzen van hun plek in het nest niet zo vast en ze hebben meer contact met mieren uit de andere groepen. Daarom verspreiden mierennieuwtjes zich sneller als ze bij een opruimer vandaan komen.??
Lees ook
Carlablog: gemier
?Bron: Wikipedia en Noorderlicht.??
Foto vechtende mieren: Ariekraaijevel. Kijk voor meer foto's van Arie op
Vroege Vogels fotogalerij