De meeste mensen zeggen ‘horzel’ tegen dazen. Geen wonder dat die nijdig worden en je steken. Dan weet je dat het een daas was, want horzels steken niet. Bang voor horzels hoef je alleen te zijn als je een paard, koe of schaap bent. In hun lichaam parasiteren de larven. Om zich de horzels van het lijf te houden, heeft God het vee een staart gegeven, om de horzels ook een lol te doen heeft hij die staart te kort gemaakt.
Mensen hebben helemaal geen staart gekregen. Van horzels hebben wij toch geen last. Maar wel van dazen. Horendol word je van de hardnekkigheid waarmee ze je op een zomerse wandeling gezelschap houden, om je heen cirkelend als een satelliet om zijn planeet, als het moet miljarden jaren. Bij gebrek aan staart maai je met je armen, maar een daas is afschudbestendig. Om hem te raken moet je wachten tot hij op je zit. Keer op keer vliegt hij net bijtijds op, zodat je alleen jezelf slaat. Terwijl je hier druk mee bezig bent steekt een tweede daas je in de nek.
Bij elke steek spuugt een daas in de wond waaruit hij drinkt. In het speeksel zit een beetje anti-stollingsmiddel, veel pijn en vooral volop haat. Eén drupje is voldoende om heel het dazendom je leven lang te vervloeken. Al wat in de verste verte op een daas lijkt, roept voortaan wraakgevoel en moordlust op. Slechts bij een enkeling wordt in plaats daarvan verzamelwoede opgeroepen.
Met zo’n dazenverzamelaar ben ik wel eens de hei op geweest. Voor dazen was hij beslist niet bang; de dazen hadden meer reden hém te vrezen. Om ze te vangen maakte hij gebruik van hun gewoonte om rond iets warms te draaien voor ze het aanvallen. Als warm iets zette hij zijn oude Volkswagen in de zon, met open raampjes. Menige daas vloog al cirkelend naar binnen en kwam er nooit meer uit. Met open mond keek ik toe hoe mijn maat een daas ving met een Kever. Toen voelde ik een steek in mijn nek. Nijdig haalde ik naar het insect uit met een felheid waarvoor ik me meteen schaamde. Van de daas bleef niet meer over dan wat losse pootjes, een klodder derrie en veel bloed. Mijn bloed. De dazenman keek even op. ‘Geeft niks,’ zei hij toen grootmoedig. ‘Die had ik al.’
Deze column verscheen eerder in de VARAgids nummer 13.