Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Midas Dekkers: de Zeebeer

  •  
03-10-2010
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
92 keer bekeken
  •  
midas_dekkers_column_03.jpg
Dit jaar was ik naar Sprookjesland. Eindelijk zag ik de toverdieren uit mijn mooiste boeken in levenden lijve. Er waren schildpadden bij zo groot als een hutkoffer en warmwaterpinguïns in zakformaat, klompendansende blauwvoeten en pelikanen met een fregatvogel op hun kop. Ik was op de Galapagos. Ten langen leste. Heel mijn leven had ik me een charlatan gevoeld telkens wanneer ik me voor bioloog uitgaf. Een bioloog die nooit op de Galapagoseilanden is geweest, dat is zoiets als een Paus die Rome, een rattenvanger die Hamelen niet kent.
Daar was ik dan. Ik keek mijn ogen uit. Het ene dier was nog gekker dan het andere. Maar het meest verbaasde ik me toch over de mensen. Mijn reisgenoten keken helemaal niet naar die wonderfauna. Hun ogen staarden naar het schermpje van hun elektrisch fototoestel. Ze klikten en zoomden de godganse dag. Voor kijken hadden ze geen tijd; wat ooit als bezienswaardigheid gold, was tot fotografeerbaarheid geworden. Elk nieuw beest werd door een haag van fotografen aan mijn blik onttrokken. Wilde ik zelf iets zien, zo leerde ik al gauw, dan moest ik eerst het fotozieke volkje op iets bijzonders elders wijzen.
Moderne reizigers reizen niet voor het nu maar voor het later. Nú verzamelen ze beelden om zich later iets te herinneren te hebben. Sinds er een geheugen in hun camera zit, zijn ze vergeten dat ze zelf  in hun hoofd al een geheugen hadden. Alles wat los loopt wordt elektrisch vastgelegd. Blindelings. Na het fotograferen tonen ze elkaars schermpjes aan elkaar om te kijken wat ook d ander zalf had kunnen zien. Zo hoeven ze niets meer te vergeten.
Een goed geheugen daarentegen vergeet veel. Een geheugen moet een zeef zijn. Vergeten is een genade, voor mens en dier. Dat geldt zeker voor de zeeberen van de Galapagoseilanden, die zo ongenadig om hun pels bejaagd zijn dat Darwin er bij zijn bezoek geen een meer te zien kreeg. Nu liggen ze weer met honderden bij Puerto Egas langs de kust van James Island, maar nog steeds minder tam dan hun neven, de zeeleeuwen. Ze moeten het vergeten nog een beetje oefenen.
De kust zelf voldeed nog steeds aan Darwins beschrijving. Het vulkanisch landschap was nog net zo kaal als 175 jaar geleden. Ter hoogte van de zeeberen had de lava gangen en grotten uitgespoeld die met elke golf vol water en weer leeg liepen. Eén zo’n poel maakte daarbij een gorgelend geluid alsof er steeds een WC werd doorgetrokken. Hij stond bekend als Darwins Toilet. Die verleiding kon ik niet weerstaan. Nadat ik mijn gezelschap een fotogenieke leguaan om de hoek had gewezen, ritste ik mijn gulp open. In Engeland had ik op Darwins stoel gezeten en aan zijn graf gestaan, in Vuurland was ik in zijn voetsporen getreden en hier, in het heilige der heiligen, bezegelde ik mijn opleiding tot bioloog met een plas in zijn toilet. Groen glanzend keek een lavareiger ongelovig toe, de zeeberen wendden preuts de blik af. Eindelijk een echte bioloog geworden struikelde ik van opwinding over een zeeleguaan. En dat op mijn laatste dag.
Naast de snackbar van Baltra Airport wierp ik een laatste blik op een stel darwinvinken, u weet wel, die vogeltjes die van de evolutie voor elk soort eten een ander model snavel hebben gekregen. Met mijn nu volleerde biologenblik monsterde ik of ze een insecteneters-, vruchteneters- dan wel zaadeterssnavel hadden. Ik kon het niet goed zien. Maar ze aten patat.
Het sprookje was uit. Tijd om naar huis te gaan.
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor