Hoe zoen je een olifant? Hoe toon je een olifant hoeveel je van hem houdt? Soms in de dierentuin, overweldigd door dat lieve logge lijf, die oogjes, dat malle staartje zou je hem wel een dikke pakkerd willen geven op beide wangen. Maar veel indruk zou dat vast niet maken door die ongenaakbaar dikke huid heen. Wat je van het zoenen weerhoudt, is -behalve dat hek, de strenge regels van de dierentuin en het ontbreken van het trappetje om erbij te kunnen – vooral de gedachte, dat de eigenlijke olifant toch onbereikbaar is onder al die lagen asbest. Dat er ergens diep in het gevaarte een heus dier van vlees en bloed huist, zie je eigenlijk alleen daar waar het uitmondt.
De enige verbinding tussen de buitenwereld en het beest daarbinnen is de slurf, die als een spreekbuis naar de machinekamer leidt waar de eigenlijke olifant heel de vleesmachine dag en nacht opstookt. Alleen in dit ventiel kun je je lieve woordjes en je apenootjes kwijt. Met de verrukkelijke lipjes aan hun slurf zoenen olifanten elkaar naar hartelust.
In een verliefde bui lebberen ze hun lijven af tot op de wangen, de slurfen asynchroon, zij uitdagend, hij op zoek naar haar hunkerende honingpot. Met heel de rest van heel dat lijf is vrijen lastiger. De slurf is het enige beweeglijke principe aan het statische totaal. Paren op z'n hondjes lijkt zo goed als uitgesloten, aangezien voornoemde honigpot niet op haar plek zit onder de staart, maar op de buik, waar u uw navel heeft. Eeuwenlang was men er dan ook van overtuigd dat olifanten het buik-aan-buik doen. Daar is zelfs een prent van uit 1800. Op de kop af 6 1/3 maal 33 1/3 jaar geleden. Op het ontroerendste plaatje uit heel de natuurlijke historie zie je hoe het wulpse olifantenwijfje Parkie op haar rug ligt. De stompe poten uitnodigend omhoog, haar slurf tastend naar een zoen van Hans, die met zijn dikke olifantenbuik bovenop de hare, zijn best doet er niet af te glijden. Zijn achterpoten nog net met de toppen van de nagels op de grond, als een prinsenkind dat een te hoge troon wil bestijgen, het aandoenlijke staartje van opwinding en inspanning recht achteruit. Zelf had de tekenaar Jean-Pierre Louis Laurent Houel het niet in het echt gezien, maar hij ging op betrouwbare getuigen af. Ach, hoe graag was ik zelf zo'n getuige geweest. Maar dat geluk was me niet beschoren en het zal er nooit van komen ook want helaas weten we inmiddels beter: ook olifanten doen het op z'n hondjes.
Maar je kunt je er wel een voorstelling van maken hoe het er anders aan toe had gegaan. Neem twee teddyberen, leg de een op z'n rug en de andere buik-aan-buik er bovenop. En het kan vandaag de dag zelfs met twee mensen: steeds meer hiervan zijn immers als een olifant zo dik. Dat je na de plofmannen en de plofvrouwen nu ook plofkinderen ziet, lag dan ook in de lijn van de verwachting. Maar hoe hebben ze die gemaakt? Op z'n olifantjes? Dat zal niet meegevallen zijn.
Bij de evolutie van de olifanten is de penis meegegroeid tot anderhalve meter lengte om de steeds gapender anatomische kloof te overbruggen. Dikke mensen hebben voor zo'n evolutie nog geen tijd gehad. Zo loopt een menselijk teveel weer eens uit op een menselijk tekort. Ik zie het met mededogen aan. Maar liever kijk ik naar het dierlijke teveel van het minziek slurfdier en zie hoe het er met veel liefde en gezwoeg in slaagt na twintig maanden het onmogelijke tot stand te brengen bij de geboorte van de liefste inwendige tegenspraak der wereld: een mini reuzendier. Een olifantje om te zoenen zo klein.