Mensje van Keulen: Land en Zee
• 07-06-2009
• leestijd 2 minuten
Natuur betekende de geur van warm zand, bloeiende duinrozen en vooral de zee. En soms een oud stadspark met donkere bomen waar ik de geluiden uit de speeltuin hoorde. Verder was er niet veel meer dan wat struiken in een achtertuin, onkruid tussen de tegels, en half december de boslucht die met de dennenboom het huis werd binnengedragen.
Er waren natuurlijk de dieren: de honden, de katten die vlooien in mijn bed achterlieten, de schildpad die in de klerenkast te warm gestald bleek voor zijn winterslaap, de hamsters, witte muizen, padjes, kikkertjes, spinnen, wespen, muggen in de schemering, mieren in de keuken, kreupele vogeltjes, uit het nest gevallen eitjes die op een theelichtje zouden worden uitgebroed en zwartgeblakerd eindigden, een eend die in een teil in de tuin dobberde en mee boodschappen deed, de statige paarden van de koninklijke stallen die kleppend over de klinkers kuierden en voor onze deur stilhielden, waarna de koetsier van de bok stapte met zijn armen vol rijlaarzen om ze bij onze buurman, de schoenmakerij, te bezorgen. En eens per jaar waren er de circusdieren die bedwelmend roken en me tot tranen brachten en de dierentuindieren die ik wilde laten ontsnappen.
Zomervakanties openbaarden andere landschappen en bossen waar de bladeren niet bleken te worden aangeharkt. En nieuwe dieren, waaronder boerderijdieren. Hartverscheurend was het kalf dat mijn handen likte, almaar met me meeliep en me de laatste dag nakeek tot ik uit het zicht was. Ik geloof dat in die wei bij dat zo volstrekt vegetarische, vriendelijke dier mijn weerzin voor het eten van vlees begon.
O, verscholen horror in het groen. Het besef dat in het gras en tussen de bladeren zoveel insecten leefden, maakte dat ik geen stap buiten de paden durfde zetten uit vrees te moorden en verminken. In groter verband is dat ook wat me meer dan stoort aan mensen die op jacht, safari, expeditie gaan, of dat nou in de Kroondomeinen, de Hongaarse heuvels, Swaziland, of de Zuidpool is. Laat die flora en fauna toch met rust!
De mens, die ‘hoogste schepping der natuur’ maakt er veelal een bende van. Daar is niets nieuws mee gezegd en ik zal daar ook niet op doorgaan. Liever kijk ik met de kat op schoot mijn tuintje in, een kleine, telkens wisselende wereld, die nooit verveelt. Buitenshuis is er het park met de bijzondere bomen en de hondenwei waar met lieve lust gedarteld wordt. En niet al te ver is er de kust, waar ik de pier afloop tot de uiterste punt, en daar draai ik dan, elke keer weer, langzaam om mijn as om te zien hoe perfect rond de aardbol is.