Uit cijfers van de NVWA blijkt dat het aantal dierproeven in 2017 is gestegen. Ondanks de ambitie om in 2025 zoveel mogelijk dierproefvrij onderzoek te doen. Het valt op dat er steeds meer huisdieren gebruikt worden, zoals katten en honden.
Honden en katten
In 2017 waren ruim 477.500 dierproeven. Het jaar ervoor waren het er 403.300. Hiervoor werden 909 honden en 202 katten gebruikt, terwijl een jaar ervoor het er 656 en 89 waren.
Voor de meeste proeven worden nog altijd ratten (ruim 91.500), kippen (ruim 55.000) en muizen (bijna 206.000) gebruikt.
Dood
Bijna 90 procent van de dieren overleeft de proeven niet, of worden later afgemaakt. Dit geldt ook vooral voor ratten en muizen. Van de 909 honden bleef iets meer dan de helft in leven, van de 200 katten overleefden er 133.
Reactie minister Schouten
Of een dierproef echt noodzakelijk is, wordt in Nederland “transparant, zorgvuldig en gedegen” beoordeeld. Daarvoor zorgt het geldende vergunningsstelsel dierproeven. Dat schrijft minister Carola Schouten van Landbouw in reactie op een rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waaruit onder meer blijkt dat steeds meer honden en katten gebruikt worden in medische experimenten.
Eind 2017 waren aan 80 instellingen in Nederland vergunningen afgegeven voor het doen van dierproeven. De NVWA voerde in dat jaar 211 inspecties uit, waarbij één schriftelijke waarschuwing werd gegeven.
Dat er zoveel honden en katten sterven bij de proeven noemt de Partij voor de Dieren “absoluut onaanvaardbaar". Volgens de partij leiden deze niet eens tot betere medicijnen.
Dat herkent de minister. “Onderzoeken met gebruik van proefdieren voorspellen het ziekteproces in de mens vaak niet goed”, schrijft ze in een brief aan de Kamer. Volgens haar is de overgang naar minder dierproeven wel gaande. “Nieuwe methoden, zoals met menselijke stamcellen, bieden mogelijkheden die er vroeger niet waren.” Ze belooft een “versnelling” van het programma.