Na een afwezigheid van 1.7 miljoen jaar was afgelopen week heel even een mastodont in Nederland te zien. Beeldend kunstenaar Remie Bakker maakte een replica van deze prehistorische slurfdrager, voor een Frans museum. Voor een fotoshoot zette hij het dier even in het Kralingse bos ...
uit Trouw van vrijdag 14 mei:
Wandelaars keken verbaasd op. ‘Hé, een olifant in het Kralingse bos!’ ‘Een mastodont’ verbetert paleontoloog Dick Mol. Want zeg nooit zomaar olifant tegen een dier met een slurf. Zeker niet als een kenner als Mol in de buurt is. Vergeleken met de Afrikaanse en Aziatische olifanten is dit inderdaad een wel heel langgerekt beest. En z’n slagtanden zijn ook nogal fors en langgerekt uitgevallen. Het dier ziet er bedrieglijk echt uit, zo met die verse hap gele lissen in zijn bek. Maar klop je hem vriendelijk op zijn kont, dan klinkt hij hol. ‘Hij is opgebouwd uit een soort isolatieschuim, met een geboetseerde huid van epoxy eromheen’, vertelt de Rotterdamse beeldend kunstenaar Remie Bakker. ‘Ik heb hem gemaakt in opdracht van een natuurhistorisch museum in de Auvergne in Frankrijk. Aan die streek dankt hij ook zijn wetenschappelijke naam, Anancus arvernensis, de mastodont van de Auvergne.’
Zijn naam mag hij dan danken aan de streek waar hij voor het eerst werd gevonden en beschreven, de mastodont heeft ook in onze omgeving rondgelopen, benadrukt Mol. “De jongste bekende fossielen van deze dieren zijn gevonden in onze eigen Oosterschelde, van een krappe twee miljoen jaar oud. Rond 1,7 miljoen jaar geleden zijn ze uitgestorven. Waarschijnlijk zijn ze min of meer weggepest uit hun biotoop door de zuidelijke mammoet, Mammuthus meridionalis.’ Wat dat biotoop moet zijn geweest is ook redelijk bekend uit de plekken waar de fossielen van Anancus zijn gevonden. Het zijn steeds de resten van rivierbeddingen. ‘Daarom heeft Remie dit dier ook extra grote voeten gegeven. We gaan ervan uit dat zulke zware dieren die in een vochtige omgeving hebben geleefd een extra groot voetoppervlak hebben gehad, om niet weg te zakken in de drassige bodem’, zegt Mol. Maar daar begint dan ook meteen de vrijheid van de beeldend kunstenaar. ‘Ik ben uitgegaan van de botten, de slagtanden en de kiezen die van deze dieren zijn gevonden. Daaruit weet je wat zijn omvang was en wat hij heeft gegeten. Maar voor het namaken van bijvoorbeeld de huid kon ik niet anders dan kijken naar vergelijkbare dieren die nu nog steeds leven. En dan kom je toch uit bij de olifanten, en zelfs een beetje bij de tapir, die ook nauw verwant is aan de slurfdragers.’ Als je op de reacties van het wandelende publiek moet afgaan heeft Bakker hoe dan ook een geloofwaardig dier neergezet.