Mart Smeets: Vogelteldag
• 25-01-2015
• leestijd 3 minuten
Ja, ik ben een goede Nederlander, ik weet het bijna zeker. Het is 17 januari en ik heb pen en papier klaarliggen en mijn blik gericht op wat ik “mijn platte dak” noem, een geriefelijke ruimte achter de keuken, op één hoog, van een 19e eeuws grachtenhuis in Haarlem, aan het Spaarne.
Laat ze maar komen die vogels, ik zit er klaar voor. Vanochtend nog heb ik helemaal “goed gedaan” door een slinger van drie vetbolletjes en twee pindazakjes te kopen op de markt. Prijs dezes: 2.95 Euro. Mijn vrouw betaalde omdat ik mijn handen vol had met boodschappentassen; dat wel.
Verleden jaar had ik ook zo’n kleine, sympathiek ogende slinger opgehangen, maar in mei bleek er nauwelijks een hapje (pikje) van genomen te zijn. Zelfs de speelse vinkenfamilie die toch bijna iedere dag gedurende een minuut of drie op zenuwachtige wijze langs plantenbakken en hangpotten vliegt en overal druk pikkend kleine insecten wegpikt, liet de slinger met hautaine blik links liggen.
Als ik naar de lucht tuur, zie ik vijf op goede thermiek drijvende meeuwen overkomen, maar die tellen niet mee in mijn telling; ze moeten hun landingsgestel op mijn platte dak hebben gezet. Dat is mijn privé regel en of de organisatoren van de vogelteldag het daar mee eens zijn, weet ik eigenlijk niet.
Ik heb mijn eigen regels gemaakt bij het ontbijt: de vogel moet gedurende enige tijd op het plat aanwezig zijn geweest, op een der takken van grote planten hebben gezeten, gepikt hebben aan de vele potten die er staan, tegen de strooien mandjes die tegen de muren aan hangen, hebben geklauterd of gewoon op de houten vlonders hebben rond gehupt.
Ik ben eerlijk, mijn verwachtingspatroon is klein; De afgelopen week hebben alleen de mezen zich laten zien en een keer een overvolle houtduif die komisch waggelend zijn ronde maakte, een maal de staart ferm optilde en een poepje achterliet en toen, met hautaine blik, weer wegvloog.
Je zag hem of haar denken: bij Smeets valt weinig te halen.
Na twintig minuten schrik ik op. Boven mijn platte dak vliegt een merel aan. Zou hij of zij? Neen…hij of zij klapwiekt vijf meter verder en gaat bij de buren op het dak zitten. De etterbak. Ik heb nu nog steeds geen enkel streepje staan. Geen enkele beweging is zichtbaar geweest. Ik wacht nog tien minuten en bedenk waar die kolere pietjes dan wel naartoe zijn? Naar de markt? Is er een optocht elders? Is het eten bij de buren beter? Waarom blijf ik nu vogel loos naar buiten zitten turen?
Ik luister in de keuken naar Leonard Cohen en blader de zaterdagse kranten door. In de Volkskrant staat een kop:” Liefde voor vogels begint met tellen”.
Dat klopt, dat is helemaal waar, maar na een uur zitten en wachten heb ik nog geen enkel streepje. Eerlijk is eerlijk, ik baal ervan.
Pas laat in de middag heb ik een verklaring voor het nog immer streepje loze papier: vogels houden niet van de muziek van Leonard Cohen.
Dat vind ik pas gek, of niet soms? En nog een keer, eerlijk is eerlijk, één merel, laat in de middag!