Maroesja Perizonius: Mijn knuffelschaap in Reykjavik
• 22-02-2008
• leestijd 2 minuten
Een tijdje geleden was ik met vakantie naar IJsland. IJsland, het land van vuur en water, het land van gletsjers en geisers, het land van de schapen. Ze hebben er meer schapen dan mensen. We zagen ze, we roken ze, we aten ze, want de IJslanders doen niet anders.
Maar ik wilde ze eigenlijk ook knuffelen. Op doodstille plekjes waar veel schapen te zien waren stonden we stil met de auto en trotseerden we de kou om wat contacten te leggen. Maar steeds als we hun herkauwende bekkies dreigden te kunnen aaien, kwam er een teken van een leidsterschaap om vooral snel te verdwijnen. Met hun doorgezakte ruggetjes, alsof ze allemaal hoogzwanger waren of hun levenlang hadden gesloofd, waggelden ze vol verontwaardiging en met matige snelheid de heuvel af. Missie mislukt.
Om ze toch van dichtbij te zien gingen we in Reykjavik naar de dierentuin. Er zat niets anders op; op heel IJsland waren de schapen telkens voor ons gevlucht. En we hadden geluk, de dierentuin had een grote schapenweide.
Eén schaap keek niet weg. Het was een wat ouder schaapje. Ze hield haar hoofd een beetje schuin en zocht mijn blik. Toen ik naar haar toe ging, viel ze eerst aan op mijn sjaal die uit mijn jas bungelde. Dat mocht ze van mij wel, het was een lekkere IJslandse sjaal, nota bene misschien wel van haar eigen wol gemaakt. Ik begon haar te knuffelen.
Zoals sommige dieren dat kunnen, vertelden haar ogen een heel verhaal toen ik achter haar oren krabbelde en langs haar vacht streek. Eigenlijk werden we meteen al vriendinnen. Ze keek me aandachtig aan en knipperde met haar ogen. Ik bleef wel een kwartier bij haar staan. Het schaap leunde door het hek zwaar tegen mij aan, alsof ze wilde dat ik haar helemaal in mijn armen nam.
Mijn reisgenoot werd langzaam maar zeker wat ongeduldig. En we moesten naar het vliegveld voor onze vlucht. Ik nam afscheid van haar en ik vertelde hoe gezellig ik het had gevonden en dat ik haar nog een heel goed leven toewenste. Toen ik het pad afliep naar de uitgang, liep ze me achterna. Ze blaatte. Nog een knuffel dan. En nóg een.