Mag het ook een beetje minder paars?
• 05-09-2008
• leestijd 2 minuten
Van zuid naar noord zijn de afgelopen weken onze heidevelden in bloei gekomen. Het is een jaarlijks terugkerend gebeuren: er worden heidefeesten georganiseerd en heidekoninginnen verkozen. En hoe paarser de hei kleurt, des te mooier wij het vinden. Geen wonder dat menig natuurbeheerder een beetje smalend over VVV-heide begint te spreken.
Maar is het dan niet goed om die paarse weelde in stand te houden en de vergrassing terug te dringen? Desnoods via de ‘reset-knop’: door de hele bovengrond met vegetatie en al te verwijderen? Eigenlijk zijn de deskundigen er nog niet helemaal uit. Duidelijk is wel dat het onze heidevelden in de vorige eeuw niet voor de wind is gegaan. De schaapskudden verdwenen, het ging stikstof regenen en de heide vergraste. Grootschalig plaggen leek toen de oplossing: weg met dat gras en al die overtollige voedingsstoffen. Onze heidevelden werden toch ook al eeuwenlang door plaggen in stand gehouden?
Helaas bleek plaggen vaak geen of maar heel tijdelijk soelaas te bieden. En waar de hei weer paars werd, kwam toch de oorspronkelijke biodiversiteit niet terug. Hoog tijd dus om iets anders te verzinnen. Begrazing werd het toverwoord: in korte tijd veroverden de Schotse Hooglanders ons land en op veel plaatsen keerden ook de schaapskudden weer terug. In Gelderland werden zelfs echte heidekoeien – in ons land uitgestorven! – uit Denemarken geïmporteerd. Maar ook de kunst van het gecontroleerd heide branden werd opnieuw uitgevonden.
Het nieuwste idee om de hei te herstellen is verbluffend simpel: gewoon afwachten. In bepaalde gevallen lijkt een volledig vergraste heide zich namelijk spontaan te kunnen herstellen. Het werkt als volgt: op oude graspollen vestigen zich jonge bosbesstruikjes die de pollen vervolgens geleidelijk ‘leeg eten’.
Zo wordt ruimte gemaakt voor tal van andere soorten, waaronder uiteindelijk toch ook weer die mooie paarse Struik- en Dophei! Dit zal in de meeste gevallen niet tot een paarse VVV-heide leiden, maar wel tot een gevarieerde ‘groene heide’ (met paarse stippen!).
Mogelijkheden genoeg dus, zo lijkt het. Maar wat op welke plaats precies de beste benadering is, blijft nog even de vraag. Beheerexperimenten kunnen deze vraag voor een deel beantwoorden. Maar ook onderzoek naar de bodem- en humusopbouw van bestaande, goed ontwikkelde heidesystemen zal belangrijke aanknopingspunten opleveren voor de beheerpraktijk.
Meer informatie over dit onderzoek is te vinden op
www.synbiosys.alterra.nl en op
www.kennisonline.wur.nl.
Bron: Natuurbericht