Maarten Keulemans: Vingervolk
• 16-10-2011
• leestijd 2 minuten
Ook ik moest er een keer aan geloven, en dus heb ik sinds kort een smart phone. U weet wel, zo’n vingerbare telefoon met apps en widgets en facebook en twitter en e-mail. Of nou ja, telefoon. Het duurde nog een hele poos voordat ik eraan toe kwam om te kijken of je er eigenlijk ook mee kunt bellen.
Vreemd eigenlijk wat zo’n smart phone met een mens doet. Ik ben helemaal geen gadgetmens, moet u weten. En dat gevinger de hele dag door met zo’n telefoon, ik vond het altijd maar idioot. Om te zien, dan. Toen ik mijn eigen vingertelefoon kreeg, fluisterde men om mij heen dat ik straks niet anders meer zou willen, alsof ik op het punt stond om toe te treden tot een of ander obscuur genootschap van druggebruikers. Maar gelijk hadden ze wel.
Ik ben bang dat ik wel een vermoeden heb hoe dat komt. Vlak na de Tweede Oorlog ontdekte de grote Nederlandse bioloog Niko Tinbergen dat meeuwen liever dan op hun eigen ei, op een gipsen nep-ei broedden dat wat groter en kleurrijker is. ‘Supernormale stimuli’, heet dat bizarre fenomeen sindsdien: dieren hebben de neiging om aangedikte nep toch net wat leuker te vinden dan het origineel.
Voor de diersoort mens geldt dat ook. Denk maar aan de manier waarop we als zuignappen aan de tv kunnen kleven. Mensen zijn gek op sociale contacten, maar nog net wat gekker op de overdreven dramatiek, aangezette schoonheid en uitgedachte humor van Goede Tijden Slechte Tijden.
Ziedaar mijn vingertelefoon. De krant lezen om bij te blijven hoeft niet meer: één druk, en ik krijg een shotje nieuws of een brokje vermaak. Door de regen naar mijn vrienden fietsen is niet meer nodig: even vingeren, en ik zit midden tussen de vrienden en kennissen op twitter en facebook.
Experimenten laten zien dat we minieme beetjes dopamine aanmaken als we dat doen; dat er een rilling van genot door onze hersencircuits trekt. We zijn vluchtig vingervolk, verslaafd aan de dopaminerush van alweer een nieuwtje. Op de eeuwige digitale jachtvelden is er altijd wel iets te vangen.
Nee, ik voel mij heel wat, met mijn aanwrijfbare wondertelefoon. Jammer alleen dat ik in werkelijkheid vooral een meeuw van Niko Tinbergen ben, die neurotisch om de twee tellen zijn nep-ei staat op te poetsen.