Loopkever

Al bijna vijftig jaar onderzoeken wetenschappers van Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station en Wageningen Universiteit de loopkever. Meer dan een half miljoen kevertjes zijn door hun handen gegaan en de belangrijkste conclusie is dat de zuidelijke loopkeversoorten zich in Nederland uitbreiden door het veranderende klimaat, terwijl de noordelijke loopkevers het steeds moeilijker krijgen. Een lichtpuntje: door een keer in de tien jaar het gebied te af te plaggen of te branden is de achteruitgang van de noordelijke soorten misschien te stoppen.

Van de 380 soorten loopkevers die er in ons land rondkruipen zijn twintig soorten onderzocht op twee locaties in Drenthe: het Dwingelder- en het Mantgingerveld.

De onderzoekers beschikken hiermee over de langstlopende continue meetreeks aan loopkevers ter wereld!  Doel van het onderzoek is om het effect te meten die het gevolg zijn van de verandering van het klimaat. Dat kan direct effect hebben op de loopkevers, maar het kan ook effect hebben op de leefomgeving.

Het blijkt dat loopkevers heel verschillend reageren op veranderingen in weer en klimaat. Noordelijke soorten, zoals de zeer bedreigde turfloopkever krijgen het steeds moeilijker. Natte, warme winters spelen diverse loopkevers parten die in deze periode in de bodem leven en in winterrust zijn. Van de twintig onderzochte soorten nemen er de laatste jaren maar vier soorten in aantal toe. Voorbeelden hiervan zijn de tuinschallebijter en de Poecilus versicolor. Ze profiteren van meer zon en hogere temperaturen. Door de temperatuurstijging van gemiddeld 1°C zijn er de laatste jaren twaalf nieuwe zuidelijke soorten in het studiegebied aangetroffen..

Begin jaren negentig was er een kleine opleving. Het gebied is toen op grote schaal afgeplagd waarbij de bovenlaag van de bodem verwijderd werd. Er kwam toen kortere tijd meer licht en ruimte voor het diertje. De opleving heeft geen stand gehouden want sinds 2000 nemen echter bijna alle loopkeversoorten weer in aantal af. Beheerders hopen nu dat door plaggen en branden de achteruitgang van deze soorten gestopt kan worden.