Spannend, hoor, de aankoop van je eerste huis. Wekenlang twijfelden we, en tenslotte hapten we toe. Een polderhuisje uit 1870, midden in de stad. Een wit geveltje, een tuintje, en een miniatuur huiskamer en dito keukentje, en twee slaapkamertjes, zo klein dat ze gebouwd leken voor een kabouter, vol zonlicht, en uitzicht op het water. Niet gek. Gewapend met een behangafstomer, een draagbare radio en een dubrodoekje gingen we vol goede moed aan de slag. Het behang liet best makkelijk los, en dat was niet het enige dat losliet. De lambrizering, de pleisterlaag, alles bleek van een brinta-achtige substantie gemaakt. Na een paar weken was alles kaal. Samen keken we naar een eigenaardig plukje shag. Het stak uit de muur van een van de slaapkamertjes. In het andere kamertje zag ik nu ook plukjes Javaanse jongens hangen.
Sterker nog, het zat overal!
Een deskundige bood uitkomst. Huiszwam, zei hij.
Er moest nu iets aan gedaan worden, anders werd het steeds erger.
Als de zwam sporen ging maken, en dat wilde hij graag, zei de man, dan moest zo ongeveer heel Amsterdam-West worden afgebroken.
Na een korte stilte was de totale oorlog tegen de zwam een feit. Alles wat maar enigszins leek op hout, en dat was een hele hoop, dat kan ik u verzekeren, moest eruit: In de muur gemetselde tafelpoten, de bodem van de goot, de balken van de verdieping, en van de begane grond. De rest van het huisje, en dat was niet zo heel veel, namelijk de gevel en een stuk van het dak, werd ingesmeerd met een krachtig gif.
Ik kan het de zwam niet kwalijk nemen dat hij net als ik ook in de stad is gaan wonen. Er is hier veel werk voor hem. Ik snap best dat het leuker is om een heel huis aan gort te helpen, dan een ordinaire dooie dennenboom. Onze overwinning op de zwammen was tijdelijk.
En dat is prima!
Ik weet, dat we het nooit van ze gaan winnen.
Alles en iedereen zit vol met schimmel. Het zit tussen onze tenen, tussen onze benen, in onze buiken, en het ligt op ons bord. Wat dacht je van champignons met een kaassausje?
Op onze huid leven schimmels waarvoor we met liefde een gastheer zijn. Schimmels en bacteriën houden elkaar namelijk in evenwicht. En dat is maar goed ook!
Als je met antibiotica bacteriën doodt, kun je een schimmelinfectie krijgen, en dat is andersom ook zo.
Rond 1894, in Frankrijk, vroeg een student, die Eric Duchesne heette zich af waarom de staljongens in het legerhospitaal waar hij werkte, de zadels van de paarden altijd zo lelijk lieten beschimmelen. Hij leerde, dat dat die vieze schimmelzadels heel goed hielpen tegen ontstekingen aan de rug van het paard. Omdat hij ongelofelijk slim was, injecteerde hij dieren met een oplossing van deze schimmel, en besmette ze tegelijkertijd ook met de tyfusbacterie: en de dieren bleven leven!
Helaas was deze Eric een bescheiden type. Bijna niemand besteedde aandacht aan zijn dissertatie, en hij moest het leger in.
Op 37 jarige leeftijd stierf hij, waarschijnlijk aan tuberculose. Wat was het ontzettend stom dat niemand naar hem had geluisterd, anders was ie er met een antibioticakuur misschien wel mooi van genezen.