Maar liefst 75% van de Nederlandse biodiversiteit is te vinden in beken en beekdalen. Maar dat betekent niet dat het leven in een snelstromende beek gemakkelijk is. Dieren moeten continu opletten dat ze niet door de stroming worden meegesleurd. Sommige beeksoorten hebben zich aangepast om dit te voorkomen.
Gestroomlijnde kokerjuffer
Veel kokerjuffers maken als larve een kokertje waarin ze leven. Hiervoor gebruiken ze allerlei materialen zoals zand, dennennaalden of stukjes blad. Het kokertje beschermt niet alleen het lijf van de larve maar is vaak ook gestroomlijnd, zodat het stromende water minder greep op het beestje heeft.
Waterspreeuw
Het voedsel van de waterspreeuw bestaat voornamelijk uit waterinsecten die leven op de bodem van de beek. Geen makkelijke prooi, maar daar heeft de waterspreeuw wat op gevonden. De vogel duikt onder water en loopt vervolgens met zijn kop tegen de stroom in. Hierdoor drukt de stroming de vogel tegen de bodem en wordt jagen een koud kunstje.
Beekprik
Volwassen beekprikken trekken in de paaitijd naar ondiepe plekken met snelstromend water. Met hun speciale zuigbek kunnen ze de steentjes verplaatsen en zo maken ze paaikuiltjes. Hierin worden de eitjes afgezet en bedekt met zand en steentjes. Na twee weken komen de larven uit.
Bronnen: RAVON. De boeken 'Veluwse beken en sprengen' en 'Aquatische ecologie'.