Leo Vroman: Stiefmoeder natuur
• 28-08-2011
• leestijd 2 minuten
Tineke en ik zijn misschien typische immigranten uit New York: we dachten al jaren dat de straf voor het prachtige uitzicht naar het Westen, de zomer was wanneer de zon zo hard door de gordijnen scheen dat geen luchtkoelsysteem meer afdoende hoorde te zijn, en het was dan in de middag altijd boven de 84 F graden (ongeveer 29 C), maar gelukkig werd ons kort geleden verteld dat iemand moest komen kijken, en waarachtig is het nu lekker.
Terwijl het buiten al precies een maand lang ‘s middags boven de honderd is, en vandaag bijvoorbeeld 110, dat is (110-32)x5/9= 43 komma drie drie en zo voort Celcius, zie je wel, er komt geen einde aan.
Maar het uitzicht blijft bitter mooi; het gras dat begin juli nog groen was, werd midden juli knal lichtgeel en nu lijkkleurig oker, waartegen de koppig donkergroene live oaks prachtig afsteken. Want die bomen zouden nog groen blijven als je er pannenkoeken van zou bakken.
Ten westen van ons is het nog erger, zoals dat hoort. Daar is een reservoir waarin vaak gevist werd, tot een kleine plas ingedroogd vol duizenden dode vissen en nu vanwege zuurstofloze bacteriën bloedrood, zodat iemand al het einde van de wereld weer eens voorspelde, ditmaal omdat de derde engel haar bloed...enzovoort. Dat doet mij eerder denken aan al die doodgeschoten kinderen in Noorwegen, maar daar denk ik zonder moeite zo maar telkens al aan.
Toch, de waterdienstreservoirs vlak tegenover ons zijn nog vol, en daar drijven nog vaak twee mannetjes eenden op; ook is er nu een korte hijskraan met belachelijk lange arm bezig een verbeterde sterilisatie aan te leggen, dus er wordt daar buiten nog geleefd. Wij zelf gaan in de late middag, na het eten, nog even het terras op, maar de lieve kleine schildpadjes komen niet meer naar ons kijken en om eten bedelen, slapen misschien diep in de grond.
Wel cirkelen nog Turkey Vultures en Red Tail Hawks boven deze wereld, en we genieten van hun figuurglijden als van muziek. Ook hoorde ik een hele tijd geleden maar wat hindert het hoe lang, midden in de nacht oe, oe oe, oe en dacht: dat klinkt als een
great horned owl
, ging rechtop in bed zitten en zag, op onze balkon balustrade, de silhouet van iets zo groot als een ovaal mens staan, waarachtig, het was er een. Natuur!