In 2014 beleeft de gierzwaluw een late lente. Het duurde lang voordat de eerste grote aantallen ‘giertjes’ in Nederland werden geteld. Pas in de tweede week van mei kwamen ze massaal binnen, zo blijkt uit gegevens van
Trektellen.nl. Toch zien waarnemers nog opmerkelijk weinig gierzwaluwen boven de broedplaatsen. Waar zijn ze?
Het was dit jaar lang wachten voordat trektellers hoge aantallen gierzwaluwen konden noteren. Normaal gesproken komt de stroom van trekkende gierzwaluwen al in de laatste week van april op gang. Het bleef opmerkelijk stil in die week. Pas in de eerste week van mei werden forse aantallen genoteerd. Op 3 mei ging telpost Dordtse Biesbosch over de 3000 vogels heen en op 5 mei beleefde telpost Breskens een prima dag voor gierzwaluwen (6674). In het weekend van 10 mei kwamen de zwaluwen vanwege het slechte weer in de problemen. Nabij Zeewolde zagen tellers hoe duizenden vogels zich boven de Randmeren richting zuid begaven.
Trektocht
Deze vertraagde aankomst is waarschijnlijk (deels) te wijten aan slecht weer in Frankrijk, zo meldde gierzwaluwkenner Jochem Kühnen op 1 mei. Regen en wind kunnen de trek bemoeilijken. Eenmaal bij Nederland aangekomen, trekt een deel via het uiterste zuidwesten (Breskens) het land binnen, zo blijkt uit de reeks trektellingen aldaar vanaf 1980. Op echte topdagen zijn daar tot ruim 41.000 gierzwaluwen geteld, zoals op 26 mei 2012. Dergelijke informatie staat te lezen in het onlangs verschenen boek
‘Tien miljoen vogels in tienduizend uren’ van telgroep Breskens. Boven Zeeland waaieren de westelijke trekkers wat uiteen, om vervolgens in nog steeds serieuze aantallen over de kuststrook en telposten bij Kinderdijk en in de Biesbosch te vliegen. Maar gierzwaluwen komen over een veel breder front het land binnen, met lokaal verdichting van de trek. Zo worden er in het noorden van Limburg op sommige dagen veel gierzwaluwen gezien, die ook tijdelijk voedsel zoeken boven de vennen aldaar. Waarschijnlijk zullen de gierzwaluwen in die regio voor een deel Duitsland intrekken. Op telposten in het noorden van het land worden doorgaans geen grote aantallen gezien. Blijkbaar blijven de meeste vogels in ons land en zien we op trektelposten in de zuidelijke helft van het land vooral eigen broedvogels.