Kleine egels die in een tweede worp van de moeder worden geboren, groeien aanzienlijk sneller dan de jonge egels uit de eerste worp. De egelbaby's die laat worden geboren, hebben dus een even grote kans de eerste winterslaap te overleven als hun soortgenootjes die vroeg in het jaar ter wereld komen.
Dat is gebleken uit Brits onderzoek onder egels die tussen 1998 en 2006 binnenkwamen bij een egelopvang in York. Tot nu toe namen wetenschappers aan dat jonge egels die laat in het seizoen ter wereld kwamen, nauwelijks een kans maakten om te overleven, aldus de Zoogdiervereniging donderdag in het vakblad Lutra.
Egels baren tussen juni en oktober na een draagtijd van 34 dagen. De dieren krijgen per worp tussen de twee en tien jongen, die zich na zes weken zelfstandig kunnen redden. Een egeljong moet een vetvoorraad van minstens 400 gram hebben opgebouwd om de eerste winterslaap te kunnen overleven.
Het Britse onderzoek heeft uitgewezen dat egeltjes die laat in het seizoen op de wereld komen, als een razende gaan groeien. Voor de eerste winterslaap aanbreekt, zijn zij net zo zwaar als hun soortgenoten die in het voorjaar werden geboren. De geboortedatum kan dus geen oorzaak zijn dat zoveel jonge egels doodgaan.
Egels worden zowel in Engeland als in Nederland bedreigd. Dit jaar is uitgeroepen tot het Jaar van de Egel. Uit diverse onderzoeken moet blijken hoe het precies met de egel gaat en of het diertje op de rode lijst van beschermde diersoorten moet komen te staan. Op 18, 19 en 20 september organiseert de Zoogdiervereniging een landelijk egelweekend.