Herstelmaatregelen in natte natuurgebieden hebben mooie resultaten opgeleverd. Toch hebben veel planten- en diersoorten van vennen, venen en natte heide het moeilijk. Vooral soorten aan de minst vochtige kant van het ‘natte zandlandschap’ blijken lastige klanten.
Soorten die afhankelijk zijn van natte omstandigheden kennen een positievere trend. Zo hebben veenmossen, libellen en watersnip geprofiteerd van hydrologisch herstel. Maar heischrale milieus en de minst vochtige delen blijken een stuk lastiger te herstellen, evenals overgangssituaties tussen heide en beekdalen en rondom hoogvenen.
Watersnip - CorMoesbergen Voedsel
In de drogere delen is vooral het voedselaanbod voor dieren problematisch. Er zijn sterke aanwijzingen dat veranderingen in plantenkwaliteit door verzurende en vermestende depositie doorwerken in de voedselketen en zo ook negatieve gevolgen hebben voor herbivore insecten en hun predatoren. Het verdwijnen van het korhoen en de wulp staat symbool voor de verslechtering van het voedselaanbod.
Wulp - Majata
Isolatie
Natte natuurterreinen zijn vaak te klein of liggen geïsoleerd. Vooral voor diersoorten is een negatief effect van deze isolatie aantoonbaar. Zo zijn van de in 1990 bekende populaties van het gentiaanblauwtje vrijwel alleen populaties over die in een netwerkverband voorkomen.
Gentiaanblauwtje - Huub Verbeek
Tekst: Marijn Nijssen & Gert Jan van Duinen, Stichting Bargerveen
Bron: Natuurbericht.nl