Grauwe gorzen zijn vogels van open, liefst licht heuvelachtige of door dijken doorsneden landelijke gebieden. Het grondnest bevindt zich in ruig grasland, struweel of op (graan)akkers. In de broedtijd worden zowel kleine ongewervelden als granen en zaden van kruiden en grassen genuttigd. De winter wordt groepsgewijs doorgebracht nabij de broedplaatsen, liefst op zaadrijke plaatsen als stoppelvelden en kwelders. In Nederland wordt de grauwe gors vooral aangetroffen in natuurontwikkelingsgebieden in de uiterwaarden van de grote rivieren, waar de soort een voldoende gevarieerd habitat vindt. Vooral Limburg herbergt relatief veel grauwe gorzen, welke in de kleinschalige akkerbouwgebieden in de Maasvallei kunnen worden aangetroffen.
Trekken of blijven
De winter wordt groepsgewijs doorgebracht nabij de broedplaatsen, liefst op zaadrijke plaatsen als stoppelvelden en kwelders.
Rode Lijst
De grauwe gors staat op de Rode Lijst vanwege de sterke afname van zowel de hoogte als de verspreiding van de Nederlandse broedpopulatie.
Over het vroegere voorkomen van de grauwe gors in Nederland zijn slechts weinig gegevens voorhanden. Toch was het vermoedelijk lange tijd een plaatselijk gewone vogel van akker- en graslanden, vooral in het oosten des lands. Midden jaren zeventig bleek de Nederlandse populatie nog maar 1100-1250 paar te bedragen. Groningen, het rivierengebied, Zeeuws-Vlaanderen en Limburg waren bolwerken voor de soort. Sindsdien is de stand van de grauwe gors steeds verder gekelderd; van 450-700 paar in 1980 en 250-375 paar in 1985 tot 50-75 paar in 1992. Alleen in Limburg en in Zeeuws-Vlaanderen wordt nu nog jaarlijks gebroed.
De afname van de grauwe gors is een gevolg van een aantal veranderingen in het agrarisch gebied. Vooral het op grote schaal omschakelen van wintergraan op zomergraan is funest. Wintergraan staat reeds te hoog en te dicht opeengepakt op de velden als de vogels nestelen, wordt geoogst als er nog jongen in het nest zitten en levert in de wintermaanden geen stoppelvelden, voorheen een favoriete voedselplaats, op. Ook voor gerst, een ander gewas waarin nogal eens grauwe gorzen worden gevonden, geldt het probleem van die steeds vroegere oogstdata. Verder speelt het toegenomen gebruik van bestrijdingsmiddelen en de toename van de voor de soort weinig interessante maïscultuur een rol. In het rivierengebied heeft vooral het steeds intensievere graslandbeheer de soort de das omgedaan. Snelle actie voor het behoud van de grauwe gors is, gezien het tempo van de afname, geboden. In de uiterwaarden kan een extensiever beheer en een toename van de hoeveelheid hooiland-percelen de soort nieuwe kansen bieden.
Op akkerland is uitbreiding van de oppervlakte aan stoppelvelden, bij voorbeeld in het kader van de braaklegregeling, wellicht een oplossing. Ook het aanmoedigen van de teelt van zomertarwe lijkt, met name in Limburg, Groningen en Zeeuws-Vlaanderen, de moeite waard. Op termijn is omschakeling naar een ecologisch verantwoorde landbouw natuurlijk onontbeerlijk.