Waar dieren leven, sterven dieren. Kadavers van dode dieren worden vanzelf weer door de natuur opgeruimd en zijn een bron van biodiversiteit. Toch blijven lang niet alle dode dieren in de natuur liggen. Met name kadavers van grote grazers als rund en paard worden steevast opgeruimd, terwijl het nog maar de vraag is of we dit zouden moeten doen.
Van een dood konijn in de struiken kijkt niemand vreemd op. Anders is dit wanneer je een dood edelhert, wild rund of wild paard tegenkomt. De geur van dode dieren is zeer indringend en zul je niet snel meer vergeten.
De wet maakt een duidelijk onderscheid tussen gehouden dieren en wild. Landbouwhuisdieren als het rund of gezelschapsdieren als paard vallen onder de destructiewet. Deze werd in de jaren ’60 ingesteld omdat schaalvergroting in de landbouw centrale verwerking noodzakelijk maakte. De destructiewet is sinds 2002 opgenomen in Europese wetgeving. Wilde dieren als hert of wild zwijn daarentegen vallen onder de Flora- en faunawet en mogen na hun dood tot voedsel dienen voor tal van aaseters.