Konikpaarden met veulens | Zelf Geschoten

Bettina de Fouw komt deze prachtige kudde konikpaarden met veulentjes tegen in Friesland. "Een onvergetelijk cadeau vond ik dit tafereel", schrijft ze.

Het woord ‘konik’ betekent ‘paardje’ in het Pools. Het paardenras komt oorspronkelijk uit Polen, waar het werd gefokt als vervanger voor zijn uitgestorven voorvader: de tarpan. 

Konikpaarden worden ingezet als wilde grazers in natuurgebieden. Ze leven in een groep en houden met gemak de vegetatie kort. Het zijn sterke paarden die ook strenge winters goed aankunnen. 

Met een schofthoogte (van grond tot schouder) van zo’n 1,40 meter is het konikpaard eerder een pony dan een paard. Je kan het dier herkennen aan de muisgrijze of bruine kleur, de streep op de rug, de korte en dikke hals en de korte oren. 

Konikpaarden leven in kuddes, waarin de merries een strenge rangorde hebben. De oudste merries staan aan de top: zij hebben veel levenservaring en kennen het gebied goed. Ze bepalen waar de kudde naartoe gaat. Jonge hengsten worden na anderhalf jaar weggejaagd door de hengst van de kudde. Zij vormen nieuwe groepen totdat ze oud genoeg zijn een kudde over te nemen. Tot die tijd oefenen ze met vechten. 

De paarden kunnen opdringerig worden naar mensen, wanneer ze te dichtbij komen, geaaid of gevoerd worden. Daarom is het belangrijk afstand te houden tot de dieren. 

Bron: Natuurpunt