Knobbelzwanen vreten in de zomer zo veel waterplanten uit het Lauwersmeer in Groningen, dat er te weinig voedsel overblijft voor de kleine zwanen, die in de hersft met tienduizenden tegelijk in het meer neerstrijken. Ook eenden en meerkoeten doen zich overvloedig aan het watergroen tegoed.
Dat schrijven onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) in het zojuist verschenen julinummer van Ecology. Volgens de onderzoekers zijn hun bevindingen een 'eye-opener' voor natuurbeheerders, die proberen om de kwetsbare kleine zwaan te beschermen. ,,Soorten waar het natuurbeheer zich op richt, blijken door gebeurtenissen in heel andere delen van het jaar onverwacht sterk benadeeld te worden'', aldus bioloog Bert Hidding van het NIOO.
De watervogels vreten in de zomer grote hoeveelheden schedefonteinkruid. Die waterplant vormt in de herfst knolletjes, waar de kleine zwanen tijdens hun wintertrek op af komen. Volgens het NIOO strijken soms wel vierduizend zwanen tegelijk op het Lauwersmeer neer om de energierijke wateraardappeltjes te eten. Waarschijnlijk eet een groot deel van de nog resterende populatie kleine zwanen op enig moment in het Lauwersmeer.
Doordat andere watervogels in de zomer te veel schedefonteinkruid opeten, worden er te weinig knolletjes gevormd voor de kleine zwanen. Dat deze beschermde vogels vrijwel alle wateraardappeltjes opeten, is volgens de biologen niet erg: slechts een paar knolletjes zijn voldoende om de volgende zomer weer een tapijt van waterplanten te vormen.
Het NIOO ontdekte tijdens het onderzoek ook dat het aantal knobbelzwanen in 25 jaar tijd is verdubbeld. Deze dieren gedijen goed in Nederland. Knobbelzwanen zijn van kleine zwanen te onderscheiden doordat ze niet trekken, een knobbel op de snavel hebben en veel groter en zwaarder zijn.