Waarom vragen ze mij nu om een column over vogelzang? Een lulliger onderwerp kan je toch niet bedenken? Veel liever had ik u op deze vroege zondagmorgen over fellatio bij fruitvleermuizen verteld, over overspelige vioolkrabben of over de maffe wetenschappers die een konijnenpenis gekweekt hebben. Ik heb een naam hoog te houden!
Begrijpen doe ik het wel. Het gaat natuurlijk om promotie van de Vogel Top 100. Een briljant idee, zeker nu we op de radio worden geplaagd met de (s)hitmuziek uit de Top 2000 en, niet te vergeten, met het bijbehorende geneuzel op de televisie over de vraag of ACDC wel en Mallebabbe niet in de top thuishoort. Nee, dan is het toch veel leuker om te mogen kiezen tussen de zang van de kleine karekiet (tiritirititier tsek-tsek tserr tserr tserr tserr tserr tsjer-tiri-tsjek-tsjek) of de boomleeuwerik (dirli dirli dirli lu-lu-lu-li-li-lie-lie-liel), of tussen de kauw (kaw kaw kaw) en de zwarte kraai (kraaah kraaah kraaah)?
Surfend over de website
www.vogeltop100.nl en luisterend naar het geluid van al die vogels, kwamen bij mij dierbare herinneringen aan vogelzang boven. Die van de kwartelkoning bijvoorbeeld. Deze verborgen levende ral verraadt zijn aanwezigheid door het roepen van zijn wetenschappelijke naam Crex crexs. Een doorgewinterde vogelaar had mij verteld dat dit geluid perfect na te bootsen is door met een kam over een luciferdoosje te raspen. En zo liep ik raspend door de polder. Geen kwartelkoning die de moeite nam om terug te roepen.
En dan de nachtegaal. Het was medio mei vaste prik. Mijn vogelvriend en ik fietsten na een avondje stappen in Rotterdam door naar de duinen van Voorne om er nog ruim voor zonsopgang in het pikkedonker te luisteren naar de ongelofelijke zangkwaliteiten van de vader van alle zangvogels. Zijn lied begint met een fluitend tsè-tsè-tsè-tsè-tsè-tsèrr, dan volgen vragend-fluitende slagen en volle fluittonen die overgaan in een klokkend crescendo, eindigend met een jubelend djudjudjudjudjudju. Prachtig toch die nachtengalenzang?
Jaren later maakte ik de vrouw het hof die nu mijn betere helft is. Met het risico dat ik meteen afgewezen zou worden, vroeg ik haar voor onze eerste date of ze zin had om mee te gaan naar een toneelvoorstelling, na afloop wat te drinken en daarna, ‘s-nachts, in de duinen naar nachtegalen te luisteren. Nu komt mijn vrouw uit een ver, warm land waar men de nachtegaal en het duin niet kent. De voorgestelde climax van de date stuitte daarom op enig onbegrip. Met passie vertelde ik haar over de zwoele geuren van het nog donkere, dampende duin en de bekoringen van het aanzwellende nachtegalenkoor. Kennelijk beschouwde ze mij als een ongevaarlijke mafkees, want spoedig zaten we samen na een vaag toneelstuk aan de witte wijn. Naar de nachtegalen zijn we nooit gaan luisteren.