Niet alle vogels gaan zachtzinnig om met hun jongen. Bij de zogenaamde nestvlieders worden de jongen, hupsakee, zo uit het nest gezet. Of ze nou kunnen vliegen of niet en al is de boom twintig meter hoog. Zielig? Welnee. De natuur heeft dat zo geregeld.
Vogelbescherming Nederland krijgt in de lente regelmatig telefoontjes van verontruste leden die jonge vogeltjes op de grond hebben gevonden. Wat moeten ze daar mee doen? Zijn ze vast uit het nest gevallen! De waarheid is dat veel van dit soort jonge vogels door hun ouders uit het nest zijn gezet. Nestvlieders noemen we dat.
In de natuur maken we onderscheid tussen nestvlieders en nestblijvers. Vooral bij vogels is dat onderscheid goed te zien. Nestblijvers zijn jongen die kaal en hulpeloos ter wereld komen. Ze zijn totaal afhankelijk van hun ouders en kunnen nog niet veel meer dan hun bekkie open doen om te eten. Zangvogels, uilen en roofvogels zijn typische nestblijvers.
Nestvlieders worden geboren met dons, ze kunnen al zien en lopen en meestal zijn ze in staat om zelf voedsel te zoeken. Ze zijn dus niet volledig afhankelijk van hun ouders. Veel vogels die op de grond broeden zijn nestvlieders, zoals bijvoorbeeld eenden, ganzen en weidevogels.
Maar er zijn ook uitzonderingen. Sommige nestvlieders broeden wel hoog in de boom, bijvoorbeeld de nijlgans. De nijlgans gooit zijn jongen zo over de rand, hoe hoog de boom ook is. De jongen houden daar meestal niks aan over. De botten zijn nog zacht en soepel.
Ook al zijn de jongen van nestvlieders redelijk zelfstandig, dat betekent niet dat de ouders ze aan hun lot overlaten. Ze zijn in de buurt om ze op te warmen en te helpen met voedsel zoeken. De ouders zijn misschien op het eerste oog niet te zien, ze zijn zeker vlakbij.