Sinds Midas Dekkers Vroege Vogels niet meer met zijn columns versiert, hebben we heel wat minder van dit dier gehoord. Eerlijk gezegd mis ik ze wel een beetje; Midas en de kat. Schrijven zoals hij, zou ik nog niet eens durven proberen. Maar over de kat wil ik graag een beetje vertellen.
Ruim anderhalf jaar geleden ben ik als lid van het zgn. kattenteam in het dierenasiel komen werken. Kattenteam? Ja, zo noemen we onszelf.
Elke middag gaan er een paar mensen naar de kattenruimtes om daar, gedurende een aantal uren, met de dieren te knuffelen. Zo stond het ooit in een advertentie. In werkelijkheid is lang niet elk poezebeest daarvan gediend. Gebracht door de dierenambulance, of afgestaan door de eigenaar, hebben de katten al een verleden. We moeten dan heel rustig in de deuropening van het hokje gaan zitten, als dat al lukt, om voorzichtig met de nieuweling contact te maken. Dichtgevouwen hand neerleggen, in afwachting van een kopje. Tegen ze fluisteren, of zachtjes spinnen, in de hoop op een reactie. Soms treffen we de kat trillend van angst aan, of verkrampt achterin zijn kooitje. Dan weer worden onze pogingen beantwoord met gegrom of gesis. Bij de ene bange kat moeten we het na een kwartiertje nog eens proberen. De ander is gebaat bij een uur lang stil zitten, des gewenst met een kattensnoepje in de hand. Langzaam maar zeker ontstaat er zo vertrouwen tussen de kattenwerker en de kat. Via de schoot, of door middel van het spelen met een lange, zachte sliert, kan het dier verlokt worden om zijn hokje uit te komen en de ruimte te verkennen. Ook een pingpongballetje doet soms wonderen. Gelukkig hebben we echter ook regelmatig te maken met het type dat voor zijn deurtje gaat zitten en als het ware roept: aai mij, knuffel mij. Schatjes die na de eerste schrik honderduit in kattentaal tegen ons praten. Of de dame, die kopjes geeft en ons langs onze benen strijkt, om daarna op de vensterbank heerlijk in de zon naar buiten te gaan zitten kijken. Die zomaar onverwachts bij terugkeer in het hokje toch een venijnige blaas laat horen. Maar dát kunnen we goed begrijpen. Wie zou er immers graag weer opgesloten willen worden?
Vervolgens komen de bezoekers. Mensen die graag een huisdier willen en besluiten eerst eens in het dierenasiel te gaan kijken.
Wanneer er serieuze belangstelling is, komen wij met de noodzakelijke vragen.
"Bent u veel thuis? Hebt u al een huisdier? Lopen er kleine kinderen rond en kan de kat straks naar buiten?"
Het is van belang zoveel mogelijk te weten te komen. Pas daarna kunnen we mens en dier samenbrengen. Velen zoeken gewoon een gezellig maatje. Anderen vinden het wel een uitdaging om een kat mee te nemen die nog regelmatig een mep uitdeelt. Die houden wel van een 'pittig karakter'. Soms vraagt een man of vrouw om het oudste of zieligste beestje dat we hebben.
En zo probeert ons hele team mensen te helpen een goede keus te maken. Later komen de collega's van de nazorg in actie. Zij informeren of alles naar wens gaat. Geven informatie of goede raad als er zich toch problemen voordoen. Zo nu en dan, gelukkig niet al te dikwijls, komt een beestje terug, omdat het niet geworden is wat men er van verwacht had. Het bange dier ontdooit niet, of die prachtige kat blijkt thuis niet het leuke kameraadje en slaat sissend van zich af. Dan moet voor hem of haar toch weer een nieuw tehuis gevonden worden.
En waarom ik u er nu over vertel: Ach, misschien omdat ik hiermee een heel ander licht werp op de huiskat. Op het dier dat verloren raakt en niet wordt opgezocht. Op de kat die wordt afgedankt omdat de zorg voor hem op dat moment niet goed uitkomt. De poes die niet bij de kleur van het bankstel past, echt waar. Het beestje dat plast of aan het behang krapt, omdat hij niet kan zeggen dat hij niet graag zoveel alleen wordt gelaten en daarom gewoon naar het asiel wordt gebracht. Of erger, maar die verhalen zal ik u besparen. En misschien omdat het altijd weer heerlijk is om zo'n kat te zien ontspannen en vertrouwen te zien krijgen. Om zomaar op een regenachtige dinsdagmiddag van de vonk van verliefdheid getuige te mogen zijn, tussen de kat en de nieuwe eigenaar. Daarna gaan er twee blij samen naar huis. Dan roepen we enthousiast tegen elkaar dat Mazzel of Kimber of Bommel eindelijk onder dak zijn en is onze dag weer goed. Het is heel bijzonder werk, omdat binnenin die bondjas van de grommende kat toch bijna altijd 'n persoontje schuilt dat zegt: houd van mij.
Dat wilde ik alleen maar even vertellen.