Wat moet je met een tuinvogeltelling als je geen tuin hebt? Sinds kort woon ik in een appartementencomplex, in Den Haag. Met riant balkon en verrassend veel vogels, maar zonder tuin. Ik snakte al naar aparte balkonvogelteldagen, tot ik op internet stuitte op het wetboek van de tuinvogeltelpolitie. Op tuinvogeltelling.nl, artikel 2, staat: ‘Voor balkontellers gelden dezelfde regels wat betreft tijdsduur (30 minuten), aantallen en overvliegers’. Maar: ‘Er zijn geen exacte regels tot waar u mag tellen vanaf uw balkon, omdat ieder balkon anders is. Maak zelf een realistische inschatting van uw “telgrens” en overleg eventueel met uw buren om dubbeltellingen te voorkomen.’
Dan kennen ze mijn buurman niet. U wel. Want ik woon naast het Catshuis en park Sorghvliet, een ommuurde oase in de betonwoestijn. Het is de achtertuin van Mark Rutte.
Ik kom er weleens; dat mag van Mark – mits je een geldige pas hebt. Er zitten ijsvogels, er broedt een havik. Ik hoor er ’s nachts bosuilen roepen, aan mijn balkon vliegen weleens groene spechten voorbij. 30 vogelsoorten zitten er, en een tamme vos. Boommarters! Omdat ik er pal naast woon, zijn ze ook een beetje van mij.
Gisteren kreeg ik bonje met mijn buurman: wie mocht deze dagen al dat moois tellen? Conform de wet van de tuinvolgeltelpolitie trad ik in overleg met Mark Rutte, die net zat te turven in zijn tuin. Waar ligt de grens, Mark? Misschien had hij een zwaar weekje gehad, maar hij reageerde ongewoon kattig voor een vogelteller. Met een snelle blik op zijn lijstje zag ik wat hij had gezien: ‘Bas Haan’, las ik, maar daar stond een kras doorheen. Achter ‘Wouter Koolmees’ stond een vraagteken. Ook had Mark diverse bumperklevers genoteerd, een soort die steeds vaker wordt waargenomen in de buurt van wegen – vooral de mannetjes kunnen dominant zijn. Hij had er wel vijf vinkjes achter gezet.
Exoten als de halsbandparkiet en de nijlgans kwamen er niet op voor. Die tellen voor Mark niet mee. In de achtertuin van Mark Rutte wemelde het trouwens van de spuugbeestjes, mopperde hij.
Ik zei nog: ‘Doe normaal, man!’ Maar het enige dat hij kon uitbrengen, was: ‘Doe normaal? Doe zélf normaal. Of ga weg!’
Ik ging weg, en deed een briefje bij hem in de bus. ‘Beste Mark’, schreef ik. ‘Ik woon hiernaast, in een ontzettend gaaf pand. Hoe komt het toch dat sommige mensen zich zo armzalig gedragen? Als je mijn pand zo fundamenteel afwijst, heb ik liever dat je weggaat.’
Thuis, bij een kop koffie, sloeg ik aan het tellen op mijn balkon. Als ik naar links keek, kon ik Mark nog zien zitten. Ik noteerde: kemphaantje. Maar met verkiezingskoorts, dus die telt niet.