Onlangs kon je in de kranten lezen dat primatenonderzoekers voor het eerst bij gorilla’s in het wild de missionarishouding hadden waargenomen. Hè wat ...? Gorilla’s die zegenend met de armen uitgespreid staan, of zo? Nee, eh..., sorry, het gaat over de copulatiehouding van gorilla’s. Die paren soms met de buikjes tegen elkaar en de gezichten naar elkaar toe. Dus niet op z’n ‘hondjes’, zoals we meenden dat alle dieren dat doen, in tegenstelling tot de mens. In het Engels heet dat de “missionary position”. Maar waarom missionarishouding? Missionarissen worden toch niet geacht te copuleren, toch? Nee hoor, wees gerust. Het heeft te maken met het feit dat de ‘angelic position’, de engelachtige houding zoals die ook wel werd genoemd, door kerkvaders werd aanbevolen, omdat die de emotionele onderlinge betrokkenheid mogelijk maakt, de uitdrukking van liefde, en daarmee ook die goddelijke vonk, die de menselijke procreatie verheft boven de louter lustgedreven sex van hondjes, stieren, apen en wat dies meer zij. Ja, de hondjespositie zou ook ook – en daar ontmoeten we een houding die we hedentendage uiterst genant vinden, een houding van unverfroren 19e-eeuws racisme, van Victoriaanse blanke superioriteitsgevoelens, want het zou ook de houding zijn van “wilden”, zoals we ze schaamteloos noemden, de in onze ogen minder ontwikkelde en anders gekleurde medemensen zagen die nog rondliepen in lendendoekjes. Hun moest de morele verfijning van onze religieuze beschaving worden bijgebracht. Alsof die wilden niet beter wisten.
Inmiddels zijn we erachter dat wij mensen niet de enigen zijn die het doen, zoals het ook mooi heet “more hominum”, op des mensen wijze, ook al lijkt “more canum”, op z’n hondjes, ook bij ons niet ongebruikelijk. Maar dat er nog anderen waren kon men een paar eeuwen geleden nog niet weten. Want daarvoor moesten eerst de bonobo’s ontdekt worden, die iets slankere verwanten van de chimpansees, die bezuiden de congorivier in de dichte regenwouden van Centraal-Afrika leven. De boodschap van de missionaris bleek voor hun overbodig. Bonobo’s zijn wel eens beschreven als oversekste apen, de mensapen van Venus. Bij vrijwel alle diersoorten is de sex beperkt tot die soms zeldzame periodes dat een bevruchting kan plaats vinden, b.v. een bronstperiode. Heel efficiënt! Zo niet bij de bonobo’s. Daar komen seksuele interacties op allerlei momenten en zeer veelvuldig voor en niet alleen tussen mannen en vrouwen. Ze dienen daar voor de versterking van onderlinge banden; ze drukken de behoefte tot aanhankelijkheid uit, ja letterlijk tot aan elkaar hangen, tot bij elkaar zijn, tot gemeenschap in de brede sociale betekenis van het woord. En dat zie je ook. Als bonobo’s paren, face-to-face, dan gaat dat vaak met brede grijnsgezichten, dat is hun uiting van affectie. Het is een en al emotie.
Ook de orang-oetan doet het liefst op deze wijze; het wijfje op de rug gelegen en de man er achter tegenaan geschoven. Zelfs de gorilla doet het af en toe zo, ja ook in het wild. Kortom, daar hoeft de missionaris niet meer aan te pas te komen.