De plantensoort
Jakobskruiskruid
(Jacobaea vulgaris) groeit graag in omgewoelde paardenweitjes, maar paarden eten eromheen. Het gevaar zit in het hooi, waar de paarden het niet herkennen, maar waar het nog wel giftig is. Vooral bermhooi is een regelrechte afrader. Maar bestrijden? Nee, dat is nergens voor nodig en zou ook zonde zijn.
De plantensoort Jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris Gaertn.) en alle andere in Nederland voorkomende Kruiskruiden (Hoefblad, Jakobskruid, Kruiskruid en Moerasandijvie) bevatten stoffen die bij inname voor de meeste gewervelde dieren en insecten giftig zijn. Het regelmatig eten van Kruiskruiden kan de lever van een paard zodanig beschadigen, dat deze niet meer optimaal kan functioneren. Dit kan uiteindelijk leiden tot de dood van het dier.
Het grootste gevaar schuilt in hooi dat als paardenvoer wordt gegeven. Het Kruiskruid behoudt in gedroogde vorm z’n giftigheid, maar paarden herkennen de plant niet meer als zodanig en eten hem gewoon op. Hooi van de reguliere vakhandel moet goed van kwaliteit zijn en mag geen Kruiskruid bevatten. Die zekerheid heb je echter niet bij bermhooi of een partij maaisel van ‘de boer om de hoek’; daar kan het spul nog inzitten en dat zijn dus regelrechte afraders. Wie twijfelt over de kwaliteit van het hooi, kan een monster laten onderzoeken bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren in Deventer
.
Hoewel paarden slechts bij uitzondering levende Kruiskruidplanten eten, is het begrijpelijk dat paardenhouders liever geen Kruiskruiden in hun weide willen hebben.
Van alle Kruiskruiden wordt vooral Jakobskruiskruid als een probleemsoort gezien. Deze soort voelt zich namelijk uitstekend op zijn plek in een paardenweide. Dat komt doordat Jakobskruiskruid voornamelijk groeit op plekken waar de grond regelmatig verstoord wordt. Spelende en rennende paarden lopen de grond open en creëren hierdoor plekken waar de zaden van Jakobskruiskruid kunnen ontkiemen. Zulke plekken kunnen ook ontstaan als de weide overbegraasd wordt. Omdat paarden meestal om de Kruiskruidplanten heen eten, worden de concurrerende planten door het grazende paard bovendien netjes uitgeschakeld.
Het Jakobskruiskruid vormt het hoofdvoedsel voor de zebrarups, de larve van de Sint-jacobsvlinder (Tyria jacobaea). De rupsen van deze vlinder zijn aangepast aan het eten van Jakobskruiskruid en zijn dus niet gevoelig voor vergiftiging door pyrrolizidine alkaloïden. Jakobskruiskruid vertoont echter na vraat door deze rupsen vaak een geweldig herstelvermogen. De bladroller Eucosma campoliliana heeft eveneens Jacobskruiskruid als waardplant. Ook de duinzijdebij (Colletes fodiens, een solitaire bij) is afhankelijk van deze plant. Ze haalt stuifmeel en nectar op het Jakobskruiskruid of op de ondersoort duinkruiskruid. Ook de kever Longitarsus jacobaeae en de zaadvlieg (Botanophila seneciella) houden veel van deze plant. Beide soorten komen van nature voor in de Benelux.